Kerk & religie

Biddag

1 Thess. 5:17

13 March 2013 07:31Gewijzigd op 15 November 2020 02:27

„Bidt zonder ophouden.”
De voortreffelijke genade van nederigheid moest een lieflijke metgezel van een christen zijn wanneer hij zich tot het gebed begeeft. Wij moeten onze versierselen afdoen en ons met een zak bekleden en as op ons hoofd strooien, wanneer wij tot God beginnen te spreken.

Wie het dichtst bij het stof zit, zit het kortst bij de hemel. Wij moeten er indrukken van omdragen dat wij niet waardig zijn onze ogen op te heffen naar de hemel. Toen de heilige Abraham, op wiens afbeelding gegraveerd stond dat hij een vriend van God was, met die heerlijke en onbegrijpelijke Majesteit ging spreken, beleed hij dat het in zekere zin vermetelheid was: „Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere, hoewel ik stof en as ben” (Genesis 18:27).

Hij doet een uitdrukking van verwondering voorafgaan: „Zie!” Daarmee bedoelt hij dat het een groot waagstuk was dat zo’n gering persoon tot zo’n hoge Majesteit zou spreken, of dat zo’n zondig schepsel zijn mond zou opendoen tot de Reine en Vlekkeloze; dat de voetbank zou spreken tot Hem, die de Troon Zelf is.

Wat is de koninklijke gift die Hij de nederigen geeft? Genade. Want, zo zegt de apostel: „De nederigen geeft Hij genade” (Jakobus 4:6). Zijn liefde zoekt hem die de laagste plaats inneemt, evenals het water zijn weg zoekt waar het op z’n laagst is.

Andrew Gray, 
predikant te Aberdeen
(”All the Works”, 1839)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer