Voldoening
Jesaja 53:10b
„Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.”
Ik verwonder mij erover dat mannen en vrouwen niet zijn verzwolgen in een zee van verwondering bij het beschouwen van de hoogheid en de weergaloze voortreffelijkheid van de Persoon Die dit lijden voor hen onderging. Laten we toch eens overwegen de smarten die Hij voor ons leed. „Hij werd om onzentwil verbrijzeld”, of zoals het ook kan worden vertaald: „Hij werd gestampt in een mortier.” Hoe groot zijn Zijn smarten geweest. Hij werd verbroken en verbrijzeld. Welk een ondraaglijke benauwdheid kwam op Hem, toen Hij grote druppelen van bloed zweette en toen Hij moest uitroepen: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Onder welk een gewicht van angst, benauwdheid en droefheid lag Hij, toen Hij dit uitriep! Wie zal de diepte van deze verborgenheid peilen, dat Jezus Christus, Die de eeuwige en enige Zoon des Vaders is, verlaten is geweest voor ons? Hij was voor een ogenblik verlaten, opdat wij niet eeuwig verlaten zouden zijn! Wat zou er van ons geworden zijn, indien Christus niet zo laag was neergedaald dat Hij onze natuur aannam, om aan de goddelijke rechtvaardigheid te voldoen en te komen onder des Vaders gramschap? Het staat vast dat wij nooit in staat zouden zijn geweest om in alle eeuwen der eeuwigheid te betalen en te voldoen aan de onkreukbare rechtvaardigheid van God. Wij zouden eeuwig zonder enige hoop op verlossing zijn geweest.
Andrew Gray, predikant te Aberdeen
(”All the Works”, 1839)