Politiechef Aalbersberg wil er zijn „voor alle Amsterdammers”
Hij heeft een christelijke geloofsovertuiging en wil er zijn „voor alle Amsterdammers.” Hoofdcommissaris Pieter-Jaap Aalbersberg (53), politiechef van de eenheid Amsterdam: „Kerken moeten hun ramen en deuren openen.”
De overvolle agenda van Aalbersberg werd enkele weken geleden „voor de helft schoongeveegd.” Dat heeft alles te maken met de aankondiging van koningin Beatrix dat ze op 30 april aftreedt. Aan de politie de taak de orde te bewaken op die historische dag van de troonswisseling in Amsterdam.
Opwinding op de werkvloer?
„Ja. Toen Hare Majesteit met haar aankondiging kwam, was iedereen hier meteen volgemotiveerd. Iedereen wil hier wakker voor worden gemaakt. Voor de politie is 30 april een geweldige klus, een grote operatie.”
De troonswisseling van 1980 mondde uit in rellen. Wat is uw grootste schrikbeeld?
„Wij moeten een grote hoeveelheid mensen beheersen. Misschien wel meer dan 1 miljoen. Ze mogen niet in de verdrukking komen. Als politie moeten we ervoor zorgen dat het een feestelijke, veilige dag wordt.”
Pieter-Jaap Aalbersberg groeide voor het grootste deel op in de Rotterdamse deelgemeente Hoogvliet. „We woonden aan een plein met allemaal mensen die bij Shell werkten.”
Hij heeft één broer. Die kreeg op jonge leeftijd een oogziekte. „In zo’n gezinssituatie neemt je verantwoordelijkheidsgevoel toe. Als we op vakantie gingen, zag ik ver weg en vertelde ik mijn broer wat er te zien was. Overigens is hij niet blind geworden.”
Aalbersberg kreeg een gereformeerd synodale opvoeding. „Ik ging naar de school met de Bijbel, volgde catechisatie. Dat alles in de traditie van Kuyper. Op het plein waren we de enigen die naar de kerk gingen.”
Voelde u in uw buurt een eenling?
„Als klein kind ben je daar niet zo mee bezig. Mijn ouders, die allebei nog leven, waren duidelijk, maar ook ontspannen over hun geloofsovertuiging. Ze gingen niet op een zeepkist staan, maar stonden wel voor hun overtuiging. Voor iedereen was duidelijk dat wij de zondag anders besteedden. Mijn vader is iemand met veel kennis, ook historische kennis. Het grappige is dat mijn kinderen hem ook zien als de opa die alles weet. Hij heeft een fenomenaal geheugen en kan zaken in Bijbels perspectief plaatsen.”
Wat gaf uw vader u mee?
„Van hem heb ik het harde werken en verantwoordelijkheid nemen. De functie van politiechef laat zich niet in acht uur per dag persen. Ik heb werkdagen van acht uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds. Daar raak je aan gewend.”
In zijn puberjaren was de organisatie Youth for Christ „enorm belangrijk” voor Pieter-Jaap Aalbersberg. „Het was de tijd van de koffiebars. Net als zo veel pubers was ik bezig met een zoektocht. Waar draait het om? Is er iets groters dan mijn persoon in deze wereld? Waarom zou ik geloven? Wat is een persoonlijke relatie met God? Ik onderzocht verschillende religies. Bij Youth for Christ heb ik mijn eigen keuze voor het christendom gemaakt. Kerndoelen van het christelijk geloof zijn voor mij liefde en de zorg voor het zwakke.”
Hoort tot die kern ook de notie van genade voor zondaars?
„Je zegt dat in de tale Kanaäns, maar dat hoort er inderdaad ook bij. God belooft vergeving. Bij Hem is vergeven totaal vergeven. Dat is voor ons ook een les. Corrie ten Boom zei ooit: „Vergeven is dat je al je fouten, mislukkingen in een vijver mag gooien waarin God het bord ”verboden te vissen” heeft geplaatst.” Mensen zijn altijd geneigd oude koeien uit de sloot te halen. Bij God is dit niet het geval. Dat is genade.
Ik vind God terug in het meest zwakke, het weggestopte. De grootste taak voor de kerk ligt niet binnen de kerkmuren, maar in de samenleving. Denk aan oog hebben voor de zwakkeren, eenzamen, gevangenen, vluchtelingen. De deuren en ramen van onze kerken moeten open. Voor mij heeft God twee adressen: Zijn almacht en grootheid, boven alles, en twee: de zwakste in de samenleving. Gelukkig gebeurt er bij een aantal kerken in Amsterdam van alles op het terrein van de zorg voor het zwakke.”
In hoeverre speelt uw christelijke geloofsovertuiging een rol bij uw werk als politiechef van de eenheid Amsterdam?
„Ik ben politiechef voor alle Amsterdammers. Waar ze ook vandaan komen, wie ze ook zijn. In mijn persoonlijke relatie tot mensen probeer ik te handelen vanuit mijn geloofsovertuiging. Dan helpt me mijn overtuiging dat de politie een belangrijke taak heeft in de bescherming van het zwakke. Maar ik ben als christen niet beter of unieker dan een ander. Ik ben net zo goed iemand die soms dingen fout doet en soms goed. Ik heb in mijn werk gezien dat misdrijven ook in kerkelijke kring voorkomen. Denk aan kindermisbruik, huiselijk geweld.”
Zijn er in uw werk zaken die botsen met uw geloofsovertuiging?
„Nee, ik heb dat nooit zo ervaren. Ik heb nog nooit voor een keuze moeten staan waarbij er zo veel spanning met mijn geloofsovertuiging was, dat ik mijn werk niet zou kunnen doen. Als ik daar tegen aanloop, moet ik daar mijn consequenties uit trekken.”
Christenen maken bezwaar tegen de gaypride in Amsterdam. Hebt u er bezwaar tegen als uw agenten in uniform met die botentocht van homoseksuelen meevaren?
„Ik heb daar geen moeite mee. Het is voor mij geen thema. Op zo’n festijn sta ik voor de veiligheid van 100.000 mensen op de grachten. Ik ben blij met Roze in Blauw, het netwerk van homoseksuele agenten in Amsterdam. Dat netwerk staat in verbinding met de homoseksuelen in Amsterdam.”
Politieman Jelle van der Meulen, orthodox christen, zei eerder in deze krant dat er bij de politie een seculier klimaat heerst. Hoe ziet u dat?
„De samenleving is seculier en de politie hoort een afspiegeling van de maatschappij te zijn. Dat is maar goed ook. Het is een feit dat iemand uit de christelijke gereformeerde kerk van Zwolle politiechef in Amsterdam kan worden. Binnen de politie moeten alle schakeringen van de samenleving terug te vinden zijn, mits het mensen van onbesproken gedrag zijn. Wij zijn een stad van gelijkwaardigheid. Artikel 1 van de Grondwet staat als het goed is op ons voorhoofd geschreven. De politie moet passen bij een gebied. Dat geldt voor Amsterdam, maar ook voor een plaats als Staphorst.”
Van der Meulen zegt op de werkvloer bij de politie te schrikken van de grove en smerige taal over vrouwen en allochtonen.
„In de jaren zeventig hingen in kasten posters met halfblote dames. Die fase is voorbij. In de dertig jaar dat ik bij de politie werk, zag ik wat dat betreft de sfeer verbeteren. Dat komt ook omdat er meer vrouwen bij ons werken. De meeste mensen die bij de politie werken, hebben iets normatiefs. Het is goed of fout. Groen of rood. Dat normatieve heeft een kracht, maar ook een keerzijde. Naar elkaar toe kunnen collega’s de dingen te zwart-wit zeggen. Botte humor kan ongepast zijn. Als je in aanraking komt met het harde deel van de maatschappij, loop je ook zelf het risico te verharden. Je krijgt een machocultuur binnen de politie, als je niet uitkijkt. Denk ook aan het multiculturele vraagstuk. Een Marokkaanse agent kan het nog steeds niet makkelijk hebben. We hebben binnen de Amsterdamse eenheid niet voor niets een christennetwerk, een Joods, een Surinaams-Antilliaans, een Marokkaans en een Turks netwerk, Roze in Blauw en het Zesde Zintuignetwerk, dat werk wil bieden aan mensen met een handicap of ziekte. Binnen die netwerken steunen mensen elkaar. Ze signaleren zaken die op de werkvloer fout gaan en rapporteren die aan mij. We moeten met elkaar alert zijn als het gaat om een gelijkwaardige behandeling van collega’s. We zijn er op dat punt nog niet, maar het gaat wel steeds beter.”
Voorzitter B. Spierenburg van het Landelijk Netwerk voor Christen Politieambtenaren (LNCP) en rechercheur in Amsterdam, zei in deze krant meestal iets te zeggen van vloeken en op het werk te bidden voor zijn eten. Hoe staat u daarin?
„Als er hard wordt gevloekt, zeg ik daar wat van. Maar in mijn omgeving wordt er niet veel gevloekt. Mensen houden zich wel in. Je gaat respectvol met elkaar om. Als er een grap gemaakt wordt over een moslim of een homoseksuele collega grijp ik in. Wat betreft het stilte vragen voor het eten op het werk: op dat punt ben ik in de loop der jaren van mening veranderd. Ik heb lang om stilte om te bidden gevraagd, maar doe dat niet meer. Ik zal je vertellen hoe ik daar nu in zit. Bidden maakt deel uit van mijn relatie met God. Ik vind bidden heel belangrijk. Maar ik vind het een bijna agressieve daad om andere mensen te verplichten stil te zijn voor mij.”
Je zou het om stilte vragen kunnen zien als uitkomen voor je geloofsovertuiging?
„Ik kom graag uit voor mijn geloof, maar niet door een dwangmatig moment van stilte voor een ander. Als je mensen die niets met religie hebben om stilte vraagt, dwing je hen een aantal momenten naar hun bord te staren. Ik ken mensen die dat maar niets vinden en zich fors ergeren. Is het om stilte vragen nou het moment om getuigend te zijn? Ik denk eerder dat je mensen van je vervreemdt. Als ik voorheen om stilte vroeg, kreeg ik die altijd wel, maar er ontstond geen gesprek over het geloof. Toen ik niet meer om stilte vroeg, ben ik daarop tientallen keren bevraagd: Jij gelooft toch, waarom bid jij niet voor het eten? Dan leg ik de essentie van het geloof uit. In mijn thuisomgeving bid ik wel voor het eten. Ik heb verder mijn momenten van gebed aan het begin en aan het eind van de dag, of bijvoorbeeld in de auto.”
Tijdens een bijeenkomst in de Amsterdamse Jeruzalemkerk koos u Psalm 130 uit om te zingen. Waarom?
„Het ging om Psalmen voor Nu, een schitterend project waarin de mooie psalmen hedendaags zijn berijmd en van muziek voorzien. In Psalm 130 gaat het om de roep om God, het ontzag voor Hem, over de God Die vrijmaakt.”
Ervaart u in een stad als Amsterdam de gebrokenheid van de schepping?
„Het beeld van Amsterdam als Sodom en Gomorra is nonsens. In Amsterdam zit je met bijna 1 miljoen mensen op elkaar. Dat betekent dat een aantal conflicten wat frequenter voorkomt. Gebrokenheid is er overal. Ook in Zeeland, Zwolle, in de biblebelt. In het uitgaanscentrum van Zwolle zijn als het ware op een vrijdagavond de enige nuchteren de taxichauffeurs, agenten en het ambulancepersoneel.”
Bij een dubbele liquidatie in december in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt en bij de gewelddadige overval op geldbedrijf Brink’s in Amsterdam in 2011 werd er geschoten op uw agenten. Wat doet dat met u?
„In de Staatsliedenbuurt zijn collega’s door het oog van de naald gekropen. Dit laten we niet gebeuren. Het geweld van bijvoorbeeld de daders in de Staatsliedenbuurt willen we laten eindigen in 6 vierkante meter beton: de cel. Ik maak me zorgen over het geweld. Vroeger werd er met vuisten gevochten, nu vaker met een vuurwapen. Ik heb zelf mijn wapen niet hoeven gebruiken en ben nooit beschoten. Wel liep ik in het uitgaansleven van Zaandam, waar ik agent in opleiding was, klappen op.”
Wat zijn voor de politie in Amsterdam speerpunten?
„Dat is onder meer de aanpak van criminaliteit met veel impact. Denk aan inbraken, overvallen, straatroven. Ik maak me zorgen over de steeds jeugdiger leeftijd van de daders, waarbij zij het roven van andermans telefoon bijna niet meer als beroving zien.”
Levensloop Pieter-Jaap Aalbersberg
Pieter-Jaap Aalbersberg studeerde in 1981 af aan de Politieacademie. Hij begon zijn politieloopbaan in Zeeland en vervulde een reeks functies. Aalbersberg was hoofd van het kernteam Noord- en Oost-Nederland. Van 2004 tot 2011 was hij korpschef bij het korps IJsselland. Bij het KLPD was hij hoofd recherche-informatie. Sinds 2011 zit hij in het dagelijks bestuur van Interpol. Aalbersberg is gehuwd en heeft vier zonen. Hij woont doordeweeks in Amsterdam en in het weekend bij zijn gezin in Zwolle. Het is zijn voornemen om met zijn gezin naar Amsterdam te verhuizen. Aalbersberg is actief in de christelijke gereformeerde kerk van Zwolle.