De geestelijke strijd van bijbelvertalers
SCHIPHOL - De vertaling van de Bijbel boekt vooral grote voortgang in die gebieden waar het christendom nooit wortel heeft geschoten. Desondanks heeft een op de zes aardbewoners nooit een letter in de Bijbel gelezen. Dr. John R. Watters, internationaal directeur van Wycliffe Bijbelvertalers, staat in de lounge van zijn hotel op Schiphol gereed voor zijn vertrek naar het hoofdkantoor in Dallas (Texas). Een veelbereisd man, die zelf 26 jaar in Afrika met bijbelvertaalwerk bezig is geweest.
Vijf van de zes inwoners op de wereld hebben inmiddels een Bijbel of een gedeelte van de Bijbel (veelal het Nieuwe Testament). Dr. Watters is er zichtbaar verblijd mee. „Dat is nog nooit eerder zo geweest. Er is ook vooruitgang in het herzien van bestaande vertalingen. Maar desondanks zijn er nog wel 1 miljard mensen op de wereld die geen Bijbel of een Nieuwe Testament in hun eigen taal hebben. Wycliffe richt zich vooral op de minderheidstalen; dan praten we over 300 miljoen mensen die in deze talen geen toegang hebben tot het Woord van God.”Het doel van Wycliffe is om in 2025 in elke taalgroep een vertaalproject te starten. Met het oog hierop wordt de samenwerking met bestaande organisaties, zoals met de United Bible Societies (UBS) en de International Bible Society (IBS), geïntensiveerd. Wycliffe Bijbelvertalers schat dat er nog altijd zo’n 3000 talen zijn waarin de Bijbel niet beschikbaar is.
Wycliffe werkt vooral in Afrika, Azië, de Pacific en Latijns-Amerika. Tachtig procent van de genoemde 3000 talen bevindt zich in deze regio’s. Watters ziet een tendens dat het bijbelvertaalwerk steeds meer in handen komt van plaatselijke opgeleide mensen, waarbij de westerling het proces hooguit coacht, of zich richt op exegese.
„De Bijbel ontvangen in je eigen taal is niet hetzelfde als het bestellen van een hamburger bij McDonald’s, maar zoiets maakt deel uit van de gehele eigen gemeenschap. De vertalers zijn zelf deel van het proces. Bijbelvertaalwerk is ingebed in het totaal van de cultuur. Het kunnen lezen en schrijven komt niet alleen ten gunste van het lezen van de Bijbel, maar ook van een totale christelijke levensstijl. Zo kan het alfabetiseringswerk de medische zorg verbeteren en lectuur geven ten gunste van een christelijke visie op een probleem als aids.”
Wycliffe staat wereldwijd bekend onder de afkorting SIL (Summer Institute of Linguistics). Het Zomerinstituut, opgericht in 1934, houdt zich bezig met taalkundig en antropologisch onderzoek, vertaal- en alfabetiseringswerk, en met de opleiding van lokale medewerkers tot capabele vertalers en alfabetiseringswerkers. Enige tijd na de oprichting van het SIL werd Wycliffe Bijbelvertalers als zusterorganisatie opgericht om te zorgen voor werving en begeleiding van medewerkers en voor het onderhouden van relaties met de kerken in de thuislanden, en voor de financiën.
Het bijbelvertaalwerk is dus feitelijk gegroeid uit het alfabetiseringswerk. „Voordat mensen de Bijbel kunnen lezen, zullen ze toch eerst moeten leren lezen en schrijven. Wycliffe wil zich in combinatie met de VN sterk maken voor verbetering van het alfabetiseringswerk. In derdewereldlanden worden mensen die vijf jaar lagere school gehad hebben als ’geletterd’ beschouwd. In de praktijk blijkt dat vrijwel nooit het geval. Je ziet soms mensen met een krant onder de arm en met een bril op, terwijl ze nauwelijks kunnen lezen. Als je hen op bijbelstudiegroepen vraagt of ze een stuk uit de Bijbel willen lezen, kunnen ze dat niet. Ze schamen zich daarvoor en komen dus ook nooit meer terug. Daarom stimuleren we in samenwerking met regeringen en niet-gouvernementele organisaties basisonderwijs en volwasseneneducatie. Sommige regeringen vinden het niet erg dat we ons, onder de paraplu van SIL, bezighouden met bijbelvertaalwerk. Het leidt immers tot verhoging van de moraal en van de levensstandaard.”
In moslimlanden blijft het moeilijk werken, aldus Watters. „Wycliffe werkt in Centraal-Azië, bijvoorbeeld op het gebied van ontwikkelings- en alfabetiseringswerk. We kunnen daarbij gemakkelijk eigen mensen inzetten die nu uit zestig verschillende landen komen. Ook zijn er steeds meer landen die zelf aan de slag gaan, zoals in Korea of in de Filippijnen.”
Het is voor Wycliffe een uitdaging om ook in moslimlanden aan de slag te gaan. „Maar dat gebeurt dan wel incognito. De Bijbel is er niet vrij verkrijgbaar, maar via lokale kerken zie je wel eens wat mogelijkheden. Soms gebeurt het dat moslims bij vertaalprogramma’s betrokken zijn. De koran spreekt immers met hoogachting over de profeet Jezus.”
De medewerkers van Wycliffe hebben te maken met een geestelijke strijd wereldwijd, zegt Watters. „Er is soms tegenstand van de kant van regeringen of individuen. Maar we zien ook het verzet van de satan, die de vertaling van het Woord van God tegenhoudt. Ik denk aan de bloedbaden in Rwanda, aan het leven in Congo, waar het onmogelijk is om bijbelvertaalwerk te doen. Er zijn medewerkers die in het verleden het slachtoffer zijn geworden van geweld, of in gevangenissen terecht zijn gekomen. Als het gaat om ernstige misdrijven zijn het vaak de lokale medewerkers die het slachtoffer worden, niet zo zeer buitenlanders.”
Dr. Watters heeft de indruk dat de Bijbel in het Westen en in Amerika vaak lippendienst wordt bewezen. „Ik zie dat in mijn eigen land. Daar zeggen christenen dat ze bijbelgetrouw zijn en dat de Bijbel het middelpunt van hun leven is. Maar er is geen echt lézen van de Bijbel. Zelfs de preken gaan over andere dingen dan over de Bijbel. Je ziet dat vooral meer zendingsbewuste kerken een dynamische visie op de Schrift hebben en de drang hebben om de Bijbel te vertalen.”
Honger naar Gods Woord bij mensen met de minderheidstalen is voor Watters het teken van een levende kerk. „Velen in het Westen weten niet dat het meeste vertaalwerk juist daar plaatsvindt waar het christendom nooit eerder wortel schoot. Vooral in Amerika denkt men dat het christelijk geloof verdwenen is. De kerk in het Westen lijkt op zijn retour, maar de kerk groeit explosief in de rest van de wereld.”