Rooms-katholieke kerk zat op Aswoensdag vol
Ditmaal iets uit mijn memoires, over de ruim twee jaren die ik als militair op het garnizoenscommando in Bergen op Zoom heb doorgebracht. Ik heb daar in een uitermate prettige sfeer mogen samenwerken met kapitein Serré, adjudant Griep en de burgerschrijver Francke, die ooit op een seminarie voor priesteropleiding was geweest, maar op enig moment van die roeping had afgezien. Een drietal rooms-katholieken, van wie Francke gold als een overtuigde rooms-katholiek, een man van diepe vroomheid, die echtheid uitstraalde en respect afdwong.
Als enig steunpunt om als protestant overeind te blijven heb ik in Bergen op Zoom veelvuldig contact gehad met ds. Van den Braak, evangelisch-luthers predikant, tevens legerpredikant. Die ontmoette ik dikwijls in het christelijk tehuis voor militairen, waarvan men als trouwe bezoeker bij het afzwaaien een diploma meekreeg, met daarop de woorden ”Vreest God, eert den koning” en ”Doet aan de geheele wapenrusting Gods”. Nu we weer een koning krijgen, zou dit enigszins paternalistisch aandoende instituut eventueel weer in ere kunnen worden hersteld.
Als toeschouwer heb ik in Bergen op Zoom twee keer carnaval meegemaakt, het feest dat aan de vastentijd voorafgaat en waarvan men iets kan begrijpen als men de cultuur van zuidelijk Nederland een beetje kent. Eén keer ben ik, na de laatste carnavalsdag, op Aswoensdag ’s morgens naar een van de parochiekerken gegaan. Ik heb daar verbaasd gekeken naar de priester, die bij feestvierders wier volle bewustzijn nog niet helemaal hersteld leek te zijn, het askruisje aanbracht. Het zou interessant zijn te weten of de toeloop naar de kerk op Aswoensdag dit jaar even groot was als toen. De ontkerkelijking zal zich ook in deze sfeer ongetwijfeld hebben laten gelden.
Eén ding herinner ik mij uit 1948 nog als de dag van gisteren. Enkele maanden na carnaval meldde zich bij het garnizoenscommando een pastoor, vergezeld van een moeder met dochter, die verklaarde dat ze de gevolgen bij zich droeg van het feit dat sergeant X op een van de carnavalsavonden de liefde iets te voortvarend had beleefd, maar weigerde om de consequenties van zijn daad te aanvaarden. Uit de wijze waarop de pastoor aan zijn sympathie en pastorale bezorgdheid voor het meisje uiting gaf en ervoor pleitte dat vanuit onze discipline zorg aan deze zaak zou worden besteed, denk ik nog altijd met waardering terug. Abortus was geen optie, bij de pastoor niet, bij moeder en dochter niet en evenmin bij de geraadpleegde medewerkers van het garnizoenscommando. Maar wat dan. Een korte maar in zijn gevolgen te betreuren ontmoeting tijdens carnaval, gecombineerd met een vrij groot maatschappelijk standsverschil, sloot een huwelijk uit. Sergeant X heeft het meisje niet getrouwd. Zijn gefortuneerde vader heeft naar ons is verteld een riante financiële regeling voorgesteld die door de ouders van het meisje is geaccepteerd. En de priester zal de boreling naar wij aannemen hebben gedoopt. Waarschijnlijk onder de achternaam van de moeder.