Filosofisch werk van de auteur van ”Nachttrein naar Lissabon”
Tolerantie geldt in onze samenleving als een groot goed. Maar gaat het daarbij wel om meer dan lippendienst?
Volgens de filosoof Peter Bieri is echte tolerantie het gevolg van geestelijke vorming, van het besef van de toevalligheid van culturele identiteit. Deze gedachte is te lezen in zijn werk ”Hoe willen wij leven?”. De auteur (geboren in Bern, 1944) was hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit van Berlijn. Zijn bekendheid dankt hij vooral aan zijn literaire werk onder het pseudoniem Pascal Mercier, de roman ”Nachttrein naar Lissabon”. Die maakte hem wereldberoemd. ”Hoe willen wij leven?” bevat de tekst van drie lezingen, gehouden aan de academie van Graz, de tweede stad van Oostenrijk. Het is een interessant boekje met stevige kost. Soms kan het woordenboek diensten bewijzen, bijvoorbeeld bij woorden als: homunculus, fabuleren, nabauwen.
In zijn werk zoekt Bieri naar de mogelijkheid van innerlijke levensregie, naar een leven in overeenstemming met onze eigen gedachten, gevoelens en wensen. We worden zo vaak door gebeurtenissen overrompeld en gevormd. De afgelegde levensweg is van grote invloed op ons zelfbeeld. Bewustwording daarvan is belangrijk. De beste kans om de strijd te winnen ziet hij in het ontwikkelen van zelfkennis: „Je eigen denkgewoonten nader onderzoeken en je overtuigingen op de proefbank leggen.”
Hij hekelt „het gemene gif van de manipulatie”, doelend op beïnvloeding die ontoegankelijk is voor controle door het zelfbeeld, met innerlijke verscheurdheid als gevolg. Het gemeenst noemt hij de onopvallende manipulaties: „Er bestaan manieren om over onze wereld en ons mensen te spreken die elke vorming van een eigen, gedifferentieerd zelfbeeld en een door onszelf bepaalde levensstijl verhinderen. Televisieprogramma’s, kranten en politieke toespraken wemelen ervan en meelopers zijn er te over.” Het komt alles met „pauselijke zelfverzekerdheid” op ons af. Daartegenover bepleit hij een voortdurende alertheid. Tegelijk beseft hij dat wat hem voor ogen staat, „een cultuur van stilte, waarin dingen zo geregeld zouden zijn dat iedereen zou worden geholpen de weg naar zijn eigen stem te vinden”, neerkomt op „de utopie van een fantast, een fantastische utopie.”
Bieri ziet zelfkennis als bron van vrijheid en geluk. Daartoe behoort ook een bevrijde verhouding tot onze eigen levenstijd. Herinneringen kunnen een kerker vormen. Ze kunnen leiden tot een wending naar het verleden die verlammend werkt, waardoor een bevrijde blik naar de toekomst onmogelijk is. Deze tirannie is alleen door zelfkennis te breken: door te begrijpen waar deze dwangmatige macht vandaankomt, door in te zien dat het latere leven er niet in geslaagd is het gewicht daarvan te relativeren.
Ook onbewuste ontwerpen kunnen een kerker vormen. Dat kan de idee zijn dat mensen me alleen aardig vinden als ik steeds opnieuw de ene prestatie op de volgende stapel. En dan kan het zomaar gebeuren dat ik onder de last van mijn wil om te presteren door mijn leven ben gejakkerd zonder het te leven. Het besef welke krachten hier aan het werk zijn kan de basis voor verandering vormen.
De menselijke identiteit heeft ook een culturele component. Door vertrouwd te raken met de moedertaal raken we verworteld in een cultuur. Bieri wijst op de culturele veelvormigheid. Hij bespreekt het verschil tussen een religieuze en een seculiere cultuur. Culturen zijn historisch en geografisch toevallig. Daardoor is ook culturele identiteit iets toevalligs, waarvoor altijd alternatieven bestaan. Culturele vorming verschaft inzicht daarin: „Ze behoedt je voor arrogantie, dogmatisme en bokkig stampvoeten bij de confrontatie met het vreemde. Hier ligt de oorsprong van echte tolerantie in tegenstelling tot vluchtige, opportunistische lippendienst.” De eigen culturele identiteit is slechts een van de vele, vandaar de grote betekenis van tolerantie.
De visie van Bieri is postmodern. Is voor hem alles relatief, ook de moraal? Nee. Hier accepteert hij een innerlijke tegenstrijdigheid in zijn denken. Al erkent hij het betrekkelijke van zijn morele visie, toch stelt hij die absoluut: „Anders zou de ernst van mijn overtuigingen verloren gaan.” Dat is geen sterk argument. Waarom niet gekozen voor de erkenning van een voorgegeven morele orde die algemeen geldig is? Maar daarmee zou zijn postmoderne stellingname sneuvelen.
Boekgegevens
Hoe willen wij leven?, Peter Bieri; uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 284 2498 2; 94 blz.; € 15,50.