„GKV moeten oog hebben voor kansen”
KAMPEN – De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) moeten de omgang met de seculiere cultuur niet zien als een bedreiging, maar als een kans. Ondanks verdeeldheid in de eigen gelederen kunnen kleine gemeenten het licht van het Woord uitdragen in de samenleving.
In een volle aula van de Theologische Universiteit Kampen (TUK) klonk dat geluid vrijdag, tijdens de presentatie van ”De doorgaande revolutie”, een studie waarin godsdienstsocioloog prof. dr. G. Dekker ontwikkelingen in de GKV tussen 1970 en 2010 belicht.
Tijdens de bijeenkomst beschreef prof. dr. G. Harinck, directeur van het organiserende Archief- en Documentatiecentrum van de GKV, de ontvangst van ”De stille revolutie” in 1992. In dat boek nam prof. Dekker ontwikkelingen bij de Gereformeerde Kerken synodaal onder de loep. De publicatie werd in de orthodox-protestantse kerken gelezen als een toetssteen. „De vraag kwam op: hoe staat het bij ons? Het besef leefde dat het proces van secularisatie aan geen enkele kerk voorbijging.”
In reactie op het boek kreeg in de GKV „het neocalvinistische cultuurideaal een nieuwe impuls”, aldus prof. Harinck. In de kerk werd zowel gewerkt aan een analyse van wat er bij de synodalen gebeurde als aan een antwoord erop. Prof. Harinck: „Welke kant de vrijgemaakten op zouden gaan, was in 1992 onduidelijk. Maar zeker was dat ze de orthodoxe proeftuin werden.”
Volgens prof. Harinck werd daarmee een nieuwe ontwikkeling zichtbaar. Niet langer waren het de Christelijke Gereformeerde Kerken waar binnenkerkelijke discussies plaatshadden, maar juist in de eens zo gesloten GKV groeide de openheid naar andere kerken en de interne diversiteit.
Prof. dr. M. te Velde, rector van de Theologische Universiteit Kampen, stelde dat er een tijd aanbrak waarin koers en beleid in de GKV niet meer werden bepaald door de vraag wat de Gereformeerde Kerken synodaal deden. „Het gaat tegenwoordig meer om de verhouding tot de Schrift, de gereformeerde traditie en de context van vandaag. Er is een vergroot hermeneutisch besef gegroeid. En de verhouding tot bevindelijk gereformeerden en evangelischen is belangrijker geworden.”
Kritisch was de Kamper hoogleraar over de vraagstelling en de onderzoeksopzet van prof. Dekker. Te veel ging de godsdienstsocioloog naar zijn mening op zoek naar parallellen in de ontwikkeling van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN), de synodalen, en vrijgemaakten. Het ontbreken van kwantitatief onderzoek maakt het boek bovendien „kwetsbaar”, aldus prof. Te Velde.
Ook had hij graag meer aandacht gezien voor de invloed van het evangelisch denken. „In de verkleuring van de GKV is er veel meer sprake van de evangelicale vorm van moderniteit dan van de rationele vorm. Leerstukken krijgen minder aandacht, een hartelijk, persoonlijk geloof daarentegen wel.”
Volgens dr. K. van Bekkum, docent aan de TUK, speelden in de GKV geen discussies over de verzoening en het Schriftgezag zoals bij de synodalen. „Deze relativering wordt opgeheven door iets anders: op het gebied van zondagsbesteding en de teloorgang van het kerkbesef gaan ontwikkelingen sneller dan Dekker denkt.” Volgens dr. Van Bekkum dreigt met het loslaten van de doorgaande reformatie, het voortdurend als gereformeerden „in rapport met de tijd leven”, zoals Abraham Kuyper dat noemde, het loslaten van essentiële elementen van het gereformeerd-zijn.
Anderzijds ziet dr. Van Bekkum kansen voor kleine gereformeerde kerken in de netwerksamenleving van nu. Wel signaleert hij door evangelische invloeden in de kerk „onevenwichtigheden”, een tendens die prof. Dekker volgens hem onvoldoende onderkent. Dr. Van Bekkum verwacht echter dat er een nieuwe balans ontstaat tussen de gereformeerde traditie en evangelische geloofsbeleving.
In een reactie zei prof. Dekker daarvan niet overtuigd te zijn. Het meegaan van GKV-gemeenten met evangelische stromingen ziet hij als een aanpassing aan de cultuur. „Nog niet zo lang geleden werd in de GKV gezegd: Evangelicalisme is strijdig met het gereformeerde geloofsleven. Nu wordt het aanvaard omdat ook in de samenleving subjectivering plaatsheeft.”