Dr. René Erwich: Overschot aan autocratische leiders in de kerk
EDE – Het leiderschap in evangelische gemeenten ligt vaak bij één persoon, signaleert dr. René Erwich. „We hebben een overschot aan autocratische leiders.” Op een bijeenkomst over kerk-zijn pleitte hij daarom voor een „meervoudig leiderschap.”
Dr. Erwich was donderdag een van de sprekers op de tweede van tien bijeenkomsten over kerk-zijn, georganiseerd door de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond en de afdeling Transfer van de Academie Theologie in Ede. De baptistische lector aan de Christelijke Hogeschool Ede gaf een lezing over evangelicale ecclesiologie, nadat dr. Jan Hoek eerder een lezing had gegeven over de gereformeerde visie.
Erwich nam zijn vertrekpunt in een boek uit 1998 van de invloedrijke Kroatische theoloog Miroslav Volf. Die ging daarin in gesprek met de donderdag afgetreden paus, toen nog kardinaal Ratzinger, om het eigene van een evangelicale kerkvisie uiteen te zetten. Centraal punt in Volfs denken is dat de kerk als „gemeenschap van wederkerigheid” is gefundeerd in de „volmaakte gemeenschap van liefde tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. De gemeente is een afspiegeling van de Drie-Eenheid.”
De Heilige Geest werkt in de gemeente volgens Volf aan het opbouwen van een besef van gemeenschap bij de individuen, aldus Erwich. „Dat heeft in de moderniteit te veel aan waarde verloren. We zijn eenzijdig op onze autonomie gaan leunen, maar een christelijke gemeente bestaat uit mensen die onderling van elkaar afhankelijk kunnen zijn.”
De consequentie daarvan is echter dat het ambt gerelativeerd wordt. „Iedereen is betrokken bij de communicatie van het heil, dus principieel is er geen hiërarchie. De macht is gedecentraliseerd. Er zijn wel verschillende bedieningen. Die behoren echter niet tot het wezen van de kerk, maar zorgen alleen voor haar welzijn.”
Erwich erkende dat de praktijk in evangelische gemeenten vaak anders is. „Het leiderschap ligt toch vaak bij één persoon. We hebben een overschot aan autocratische leiders.” Hij pleitte daarom voor een „meervoudig leiderschap.” Dat bracht de spreker dicht bij dr. Hoeks omgekeerde beweging van een pleidooi voor meer oog voor de eigen inbreng van gemeenteleden in de gereformeerde kerkvisie. Anders dan dr. Hoek had dr. Erwich wel weer veel moeite met het recente pleidooi van dr. A. van de Beek voor meer nadruk op het ambt.
Erwich: „De term ambt roept in onze kringen de zorg op dat de gemeente onvoldoende in haar geestelijke mondigheid wordt gestimuleerd. Daar zijn in de geschiedenis ook wel voorbeelden van. Het tegenover dat een christen nodig heeft, hoeft niet te worden ondergebracht in een speciale functie, maar zit al in de gezagsrelatie die alle christenen onderling tegenover elkaar hebben.”
Toewijding
Een tweede belangrijk verschilpunt met een gereformeerde kerkvisie ligt in de visie op hoe een kerk tot stand komt, de ecclesiogenese. Erwich: „Volgens evangelicalen wordt de gemeente weliswaar van boven gegeven, maar ze wordt van beneden gevormd. De kerk is niet daar waar de bisschop is, maar daar waar gelovigen met elkaar een verbond aangaan.” Daarom ligt het laatste gezag in evangelische gemeenten bij de gemeentevergadering en niet bij de kerkenraad.
Ook hier bestaan er echter verschillen tussen theorie en praktijk, aldus de lector. „De verbondsgedachte staat onder grote druk. De langetermijntoewijding neemt af en ik zie momenteel gebeuren dat er zo’n zwaar appel op mensen wordt gedaan om zich op allerlei manieren voor de gemeente in te zetten, dat ze het niet meer volhouden en afhaken.”
Uiteindelijk is het kloppend hart van de evangelicale ecclesiologie volgens Erwich toch „het verlangen naar overeenkomst met God en wat Hij wil. Het is een zoektocht om recht te doen aan wat er staat in Romeinen 12: dat we een levend en heilig offer zijn dat God behaagt en dat we beproeven wat Zijn volmaakte wil is.”