Kerk & religie

Prof. Dekker: Gestage veranderingen in GKV

BAARN – Terwijl de verschillen tussen gemeenten in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt groter worden, daalt het ledental van de kerk. Ondertussen staat bij de ”vrijgemaakten”, in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw een hechte groep, ter discussie wat gereformeerd-zijn inhoudt. Oorzaak: de doorgaande aanpassing aan de geseculariseerde samenleving, concludeert emeritus hoogleraar godsdienstsociologie Gerard Dekker.

28 February 2013 10:02Gewijzigd op 15 November 2020 02:13
BAARN – Prof. dr. G. Dekker onderzocht de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in de periode 1970-2010. „Ik denk dat het eindpunt van de veranderingen nog niet in zicht is.” Foto Sjaak Verboom
BAARN – Prof. dr. G. Dekker onderzocht de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in de periode 1970-2010. „Ik denk dat het eindpunt van de veranderingen nog niet in zicht is.” Foto Sjaak Verboom

De plannen lagen er al rond de herdenking van vijftig jaar vrijmaking in 1994. Het was twee jaar na de verschijning van zijn boek ”De stille revolutie”, waarin hij de veranderingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) tussen 1950 en 1990 had beschreven. Destijds achtte godsdienstsocioloog prof. dr. G. Dekker de tijd nog niet rijp voor een vergelijkend onderzoek naar ontwikkelingen bij de ”synodalen” (de GKN) en de ”vrijgemaakten”, de leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV).

Het idee werd vorig jaar nieuw leven ingeblazen tijdens een gesprek tussen prof. Dekker en prof. dr. G. Harinck, directeur van het Archief- en Documentatiecentrum van de gereformeerd vrijgemaakte Theologische Universiteit Kampen en van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Bij de ontmoeting was ook drs. W. J. Berkelaar van laatstgenoemde instelling aanwezig. Prof. Dekker: „Samen concludeerden we: de tijd is er rijp voor. De GKV maken overduidelijk een ontwikkeling door en ik ben nu –ik ben 81 jaar– nog in staat om die te analyseren.”

In het voorjaar en de zomer van 2012 trok prof. Dekker zich weken achtereen terug in de studeerkamer. Om zich heen veertig edities van het jaarlijks verschijnende Handboek van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, uit de periode 1970 tot en met 2010. De emeritus hoogleraar nam het jaaroverzicht in het Handboek als uitgangspunt voor zijn onderzoek.

Een uitgebreid kwantitatief onderzoek, dat mede ten grondslag lag aan ”De stille revolutie” in 1992, zat er deze keer niet in, aldus prof. Dekker. „Er zijn echter voldoende feiten en cijfers beschikbaar om ook zonder een dergelijk onderzoek conclusies te kunnen trekken.”

Het Handboek van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt bevat behalve feitelijke gegevens over ledenaantallen, het aantal kinderen dat wordt gedoopt en het aantal jongeren dat belijdenis doet, een beschrijving van het kerkelijk reilen en zeilen in het voorgaande jaar. Een gekleurd overzicht? Prof. Dekker: „Ongetwijfeld, maar desalniettemin een thermometer van het kerkelijk leven. Mettertijd wordt ook steeds meer klip-en-klaar beschreven waarover men het niet meer eens is in de kerk. Het Handboek 2013, dat deze week verscheen, is daarvan misschien het sprekendste voorbeeld. In eerdere edities ben ik niet tegengekomen dat zo onverbloemd wordt gesproken over twijfels in eigen gelederen over het eigene van de gereformeerde kerk.”

Welk beeld rijst op uit uw vergelijking van jaaroverzichten?

„Dat de veranderingen binnen de GKV in dezelfde richting wijzen als de ontwikkelingen in de vroegere Gereformeerde Kerken. Er is overduidelijk sprake van een parallelle ontwikkeling als je bepaalde thema’s op een rij zet. Een verschil is dat de snelheid en intensiteit van wat er gebeurt niet altijd gelijk is.”

Welke ontwikkelingen kwam u tegen?

„Dat is een hele opsomming. Ik heb in een tweetal mappen de gegevens uit de jaarboeken gecategoriseerd. Daarbij heb ik, om een vergelijking mogelijk te maken met de GKN, zo veel mogelijk de indeling toegepast die ik ook in ”De stille revolutie” aanhoud. Wat zie je dan? Het ledental van de kerk daalt, de openheid naar andere kerken is groter geworden, de exclusiviteit van eigen organisaties is grotendeels verdwenen, de band tussen het grondvlak en de top van de kerk vermindert, er is een verschuiving gaande voor wat betreft de rol van de vrouw in de kerk, het kerkbezoek neemt af en er is sprake van een vrijere omgang met Schrift en belijdenis.”

Zijn er ook verschillen tussen de beweging die u signaleert in de GKV en de veranderingen in de GKN tussen 1950 en 1990?

„Er zijn twee duidelijke verschilpunten. Het eerste betreft de levensstijl. De vrijgemaakten slagen er waarschijnlijk langer in om gewoonten vast te houden waarmee ze zich onderscheiden van de rest van de bevolking. Het gaat dan bijvoorbeeld om de invulling van de zondag. Daarnaast heb ik de indruk dat gereformeerd vrijgemaakte organisaties, langer dan destijds bij de GKN het geval was, in staat zijn een bepaalde eigenheid in de identiteit te handhaven.”

U wilde de veronderstelling bevestigd zien dat de GKV een vergelijkbare ontwikkeling doormaken als de GKN indertijd. Kunt u objectief blijven met zo’n uitgangspunt?

„Ik ben me bewust van het risico dat je je eigen verwachting bevestigd wilt zien. Daarom ben ik erop gespitst geweest om te zien waar er géén parallelen zichtbaar zijn tussen de ontwikkelingen in de GKV en de GKN. Maar de overeenkomsten blijken groter dan de verschillen.”

Was er in de GKN in 1992 niet meer dan in de GKV nu sprake van een bijna afgeronde ontwikkeling?

„Dat denk ik wel. Mijn indruk is dat de vrijgemaakten zich momenteel in een zeer kritische fase bevinden. De synodalen maakten dat zo’n veertig jaar geleden al mee, rond het verschijnen van het geruchtmakende rapport ”God met ons”, in 1981. Maar de overeenkomst met de vrijgemaakten is dat het hard gaat zodra er beweging komt. Dat is typisch iets wat past bij het kuyperianisme, het activistische dat kenmerkend is voor de volgelingen van Abraham Kuyper, de grote voorman van de gereformeerden een eeuw geleden.”

Waaraan is concreet te zien dat er nu sprake is van een kritische fase?

„Onderliggend speelt een grote rol dat de vrijgemaakten het idee hebben laten varen de ”ware kerk” te vormen. Er is een grotere openheid naar buiten toe. Dan kunnen veranderingen ineens hard gaan. Een voorbeeld? De Theologische Universiteit Kampen (TUK) werkt samen met de Christelijke Gereformeerde Theologische Universiteit in Apeldoorn (TUA). De TUK onderzoekt nu verhuizing naar een grotere universiteitsstad, waardoor men Apeldoorn min of meer zou moeten loslaten. Terwijl tot voor kort de Christelijke Gereformeerde Kerken de enige kerken waren waarmee men wilde samenwerken. Het bewijst maar weer: als kuyperianen willen veranderen, houd je hen niet tegen.”

Hoe wordt in uw waarneming omgegaan met Schrift en belijdenis?

„Het is opvallend dat er op de generale synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de laatste twintig jaar geen grote onrust meer is geweest over leergeschillen. Terwijl in diezelfde periode de diversiteit in bijvoorbeeld de liturgie heel groot is geworden. Daaruit blijkt dat men formeel vasthoudt aan Schrift en belijdenis, maar dat er toch verandering komt doordat men elkaar in de praktijk meer ruimte gunt. Het manco van het ontbreken van een kwantitatief onderzoek bij mijn studie is echter dat ik deze ontwikkeling nu niet met cijfers kan staven.”

In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw stonden de vrijgemaakten bekend als een homogene groep. Was er toen al sprake van veranderingen zoals u die nu signaleert?

Lachend: „Ik ben begonnen met het doornemen van de handboeken uit die periode. Op een gegeven moment bekroop me het gevoel dat ik het bij het verkeerde eind had. Dat er géén verandering zichtbaar was, waar ik die wel verwachtte. Maar vanaf de jaren 90 zie je de ene vernieuwing op de andere volgen. Op het gebied van de liturgie, het stemrecht voor vrouwen in kerkelijke vergaderingen, discussies over de vrouw in het ambt, over de plaats van homoseksuelen in de kerk.”

In hoeverre kun je dergelijke zaken toeschrijven aan de secularisatie?

„Bij al deze ontwikkelingen speelt de toegenomen autonomie van de mens een rol. Vrijgemaakten hebben een open blik naar de wereld. Ze worden beïnvloed door hun omgeving. Dat werkt door in de manier waarop ze tegen de kerk aankijken en daarin hun stem laten horen. Niet God of de godsdienst heeft het laatste woord. Ieder mens creëert zijn eigen waarheid. Er zijn geen absolute waarheden meer, het gaat erom of je je prettig voelt in de kerk waar je bij hoort.”

Staan kerken in de bevindelijk gereformeerde hoek aan de vooravond van vergelijkbare veranderingen?

„Ook daar zie je een emancipatiebeweging en een mondiger worden van mensen. Met het stijgen van het opleidingsniveau groeit de groep mensen die nadenkt, die zelfstandig afwegingen maakt. In die zin zie ik ook deze groep veranderen. Aan de andere kant zijn bevindelijk gereformeerden vanouds meer naar binnen gericht. Het kuyperiaanse activisme ontbreekt. Veranderingsprocessen gaan daardoor minder snel.”

In 1994, bij de herdenking van vijftig jaar vrijmaking, sprak u de verwachting uit dat zou gebeuren wat u nu hebt beschreven. Hoe gaat het de komende jaren verder met de GKV?

„Ik voorspel een verdere daling van het aantal leden, die op een zeker moment ook zal versnellen. De vergrijzing zal dit nog een tijdje camoufleren, maar gezien de afname van het aantal gedoopte kinderen en het aantal jongeren dat belijdenis doet, kan dat niet anders. Voor het goed inschatten van ontwikkelingen op het gebied van de gereformeerde leer en de praktische uitwerking daarvan beschouw ik me te veel als buitenstaander. Maar als ik geluiden opvang vanuit de kerk die stellen „dat we op de drempel staan van een nieuw begrijpen van de Schrift”, dan denk ik dat het eindpunt van de veranderingen nog niet in zicht is.”


Vervolg op ”De stille revolutie

Prof. dr. Gerard Dekker, emeritus hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, publiceerde in 1992 het boek ”De stille revolutie”. Hierin beschreef hij de veranderingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland tussen 1950 en 1990. Hij toonde aan dat kerkbesef en Schriftgezag in die tijd naar de achtergrond verdwenen. Zijn studie werd in 1992 kritisch ontvangen, misschien nog wel het meest omdat hij de vinger bij de zere plek legde: dat de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken het bestaan ervan bedreigden.

Een citaat uit ”De stille revolutie” over de veranderingen bij de Gereformeerde Kerken: „De tucht is vrijwel geheel verdwenen, de belijdenis is min of meer buiten werking gesteld. Er is een andere kijk ontstaan op het ambt en de structuur van de gemeente. De kerk werd democratischer en minder eenvormig. De visie op de Bijbel veranderde met het rapport over het Schriftgezag en het relationele waarheidsbegrip.”

Na zijn emeritaat in 1996 schreef prof. Dekker nog diverse boeken op zijn vakgebied. De laatste jaren veranderde zijn visie op de kerk, een instituut waartegenover hij overigens altijd al kritisch stond. In 2004, bij de fusie met de Nederlandse Hervormde Kerk, bedankte hij als lid van de Gereformeerde Kerken. Tegenwoordig bezoekt prof. Dekker samenkomsten van de Amsterdamse Studentenekklesia, waarbij onder anderen dichter-theoloog Huub Oosterhuis is betrokken. Ook oriënteerde hij zich op de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer en publiceerde hierover.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer