Manager Scharlaken Koord: Bewijs voor mensenhandel moeilijk
AMSTERDAM – Het valt voor politie en justitie niet mee om sluitend bewijs te krijgen tegen mensenhandelaren. Dat heeft alles te maken met de legalisering van prostitutie.
Dat stelt Marijke Bakker, manager van Scharlaken Koord, de christelijke organisatie die prostituees helpt hun werk te beëindigen.
PvdA-Kamerlid Hilkens en CU-parlementariër Segers reisden vorige week af naar Zweden om daar hun licht op te steken wat betreft het prostitutiebeleid. In Zweden is het bezoeken van een prostituee strafbaar. Opvallend is dat Hilkens is bedreigd vanwege haar strijd tegen misstanden in de seksbranche.
Marijke Bakker heeft gemengde gevoelens bij het Zweedse model. „Prostitutie is niet strafbaar, een klant wel. Dat is wat dubbel.” Ze pleit ervoor de legalisering van prostitutie in Nederland nog eens goed tegen het licht te houden. „We hebben met z’n allen het beeld dat met de legalisering de mensenhandel niet is verdwenen.”
Bakker wijst erop dat door de legalisering van prostitutie mensenhandel moeilijk te bewijzen is, hoeveel vermoedens van dwang er ook zijn. „Pas stond er een Roemeense jongevrouw van 18 jaar te trillen achter het raam. Bij de politie bleek dat ze in de prostitutie mocht werken. Ze sprak een paar woorden Engels. Op de vraag of ze vrijwillig werkte, knikte ze. Vermoedelijk was ze bang om het echte verhaal te vertellen. De politie kon niets anders doen dan haar terugbrengen naar haar raam.”
Als de politie een meisje jonger dan 18 jaar in de prostitutie aantreft, is bewijsvoering makkelijker, betoogt Bakker. „Dan is meteen duidelijk dat het om een illegale situatie gaat.”
Uit onderzoek blijkt dat 70 tot 90 procent van de prostituees onder dwang werkt, signaleert Bakker. „In de 25 jaar dat Scharlaken Koord onder prostituees werkt, hebben wij nog nooit een vrouw ontmoet die zei dat ze er als meisje al van droomde om in de prostitutie te gaan werken.”
De politie spant zich „tot het uiterste” in om mensenhandelaren achter slot en grendel te krijgen, zo is de ervaring van Bakker. „Het is ook voor opsporingsinstanties frustrerend als bewijs niet rondkomt. Ik denk aan een zaak waarbij een jonge vrouw aangifte had gedaan van mensenhandel. In de rechtszaal deed ze haar verhaal. Iedereen was onder de indruk. De mensenhandelaar kwam er echter van af met een boete van 700 euro. Voor een zwaardere straf was meer bewijsmateriaal nodig.”
Het is ook van belang dat anderen de politie helpen een mensenhandelzaak rond te krijgen, signaleert de manager van Scharlaken Koord. „Als een klant van een prostituee bijvoorbeeld ziet dat een meisje onder de blauwe plekken zit, zou hij dat moeten melden aan de politie. Zo’n gegeven kan net het cruciale stuk bewijs voor de politie zijn.”
Vorige week stelde Anita de Wit, die slachtoffers van loverboys opvangt, in het EO-radioprogramma Dit is de Dag dat het allemaal veel te lang duurt voordat een lover-boy is veroordeeld. Over de problematiek van loverboys verscheen recent het boek ”De meisjes van mevrouw De Wit”.
Wat vindt de Raad voor de Rechtspraak van de kritiek van De Wit? Woordvoerster A. van Knippenbergh: „Dit soort zaken is vaak moeilijk te bewijzen. Mensen vinden het moeilijk om te getuigen. Wij proberen strafzaken zo snel mogelijk af te handelen. Als iemand is veroordeeld, is hoger beroep mogelijk. Ook kunnen media dan aandacht aan een zaak besteden. Ik kan me voorstellen dat die zaken weer spanning bij een slachtoffer teweegbrengen.” De Wit betoogde voor de EO-microfoon ook dat het lastig is om slachtoffers van loverboys acuut op te vangen. Daarom is ze zelf begonnen met de opvang van slachtoffers, zo stelde ze.
In december 2011 kwamen de ministeries van Veiligheid en Justitie, Onderwijs en Volksgezondheid met een ”Rijksbrede aanpak loverboyproblematiek, actieplan 2011-2014”. In dat plan wordt gesteld dat het van belang is slachtoffers „goede zorg en bescherming” te bieden.