Verbondswoorden
Genesis 17:1b
„Ik ben God, de Almachtige. Wandel voor Mijn aangezicht, en wees oprecht.”
Deze twee verbondsartikelen, de gehele wet, alle profeten en de geschriften van de apostelen leren niets anders, zoals ook Jezus Christus betuigt, dan God en de naaste lief te hebben. Dat leren ook onze bondsartikelen.
De Tien Geboden zijn niet anders dan een korte verklaring van deze verbondsartikelen. Want wat in het verbond met een paar woorden is gezegd: „Ik ben God, de Almachtige”, de algenoegzame Bron van alle goed, datzelfde wordt in de Tien Geboden met meerdere woorden aldus gezegd: „Ik ben de Heere, uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb.”
Wat in het verbond met deze woorden is uitgedrukt: „Gij nu, houd Mijn verbond, wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht”, dat wordt in de Tien Geboden door verscheidene artikelen breed uitgelegd, namelijk: Gij zult u geen gesneden of gegoten beeld maken. Gij zult de naam Gods niet ijdel, niet onnut in uw mond nemen. Gij zult de sabbat heiligen. Gij zult vader en moeder eren. Gij zult niet doodslaan. Gij zult niet echtbreken. Gij zult niet stelen, geen valse getuigenis geven, of begeren.
Want hiermee wordt ordelijk en met veel woorden beschreven wat het zeggen wil: „het verbond houden”, „voor Gods aangezicht wandelen”, „oprecht en eerlijk zijn.” Daarom worden de tafelen van de wet ook genoemd „de tafelen van het verbond”, omdat de wet het aloude verbond vernieuwt en helder uitlegt.
Heinrich Bullinger, predikant te Zürich
(”Het enige en eeuwige Testament of Verbond Gods”, 1533)