„Reformatie moet, is dringend geboden”
„Een afscheiding mag niet, maar de gehoorzaamheid aan Gods Woord maakt dat het moet. Reformatie móét, is dringend geboden. Heb niet langer deel aan de zonden van anderen. Christus wil daar niet langer vergaderen. Ga uit van haar!”
Met deze woorden riep de voorzitter van de Landelijke Werkgroep Voorlichting Kerkelijke Ontwikkelingen (LWVKO), A. P. Bezemer, de enkele honderden aanwezigen in de Zwolse Zuiderkerk zaterdag op zich af te scheiden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Op de door de LWVKO belegde voorlichtingsdag stonden het aanvaarden door de vrijgemaakte synode van Zuidhorn (2002) van een aantal liederen uit het Liedboek voor de kerken en het niet langer handhaven van het vierde en zevende gebod centraal. „De liederen die we in de kerk zingen moeten vrij zijn van associaties met dwalingen en moderne theologie. Een aantal liederen uit het Liedboek kan die toets doorstaan, maar een aantal ook niet”, zei Bezemer. Hij wees in dat verband op het eerste lied uit het Liedboek, „een programmatisch gezang”, het dooplied 335, „ver afstaand van de Schrift en de gereformeerde belijdenis” en de avondmaalsliederen 356 tot en met 360, „een consequent volhouden van de rooms-lutherse benadering van het avondmaal.” „De synodale liedboekcommissie heeft ze aanvaard in een soort ’moet kunnen-sfeer’. Het Liedboek móést, maar de synode ziet niet in dat het niet kan. Bezwaren worden weggepoetst. Dit Liedboek is onze nieuwe afgod. Het aanhoren van allerlei dwalingen, elke zondag weer, is een voortdurend lasteren voor het aangezicht van de Heere. En dat vanwege de schijneenheid in de zang met andere kerken.”
De verontrusten zijn teleurgesteld dat de synode van Zuidhorn de revisie van uitspraken van eerdere synoden, waarom was verzocht, niet heeft gehonoreerd. Met name betreft het de visie op de zondagsheiliging. „Bewijsteksten daarvoor uit de Schrift worden geherinterpreteerd. Volgens de synode kunnen meerdere visies bevestigd worden. Veel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt in onze vrijgemaakte kerken openlijk niet meer onderschreven”, aldus Bezemer.
W. Dijkstra hekelde in zijn referaat de uitspraak van de synode van Leusden (1996) dat de zondag een menselijke instelling is en niet gegrond is op een goddelijk gebod. Het zou slechts gaan om rust, die fungeert om ruimte te maken voor de eredienst. „Deze uitspraak bracht veel onrust in de kerk”, stelde Dijkstra. „En de synode van Zuidhorn heeft haar niet herroepen. Integendeel, men bevestigde nog eens dat het optreden van de overheid tegen de zondagsontheiliging in het verleden nog niet bewijst dat men dat deed op grond van een goddelijk gebod. De synode riep op om de vrede te bewaren in de kerken en om elkaar bij meningsverschillen geen binding op te leggen. Er zouden in de kerk altijd al twee meningen geaccepteerd zijn.”
Sprekend over het schriftgezag constateerde C. Bezemer dat er in zijn vrijgemaakte kerk een wissel is omgegaan. „Zitten we nog wel op het goede spoor?” vroeg hij zich af. Bezemer bekritiseerde een aantal uitspraken van drs. A. L. Th. de Bruijne in de bundel ”Woord op Schrift”. „Volgens De Bruijne gelden de Tien Geboden eerst als voorbeeld en pas daarna als gebod. Daardoor wordt Gods wet een bespreekgeval en afhankelijk gemaakt van de stijl van interpretatie.”
Verontruste vrijgemaakte jongeren presenteerden zaterdag de website www.95stellingen.nl, waar men op een forumpagina kan discussiëren over de vraag of de kerk nog wel op het goede spoor zit.
John Boot ten slotte lichtte de door hem geschreven brochure toe over de vraag ”Roept de Heere ons tot Reformatie?”. Daarin toetst hij afscheiding aan de vraag waar het bij kerkreformatie om gaat. In het voetspoor van Abraham Kuyper waarschuwde Boot voor een volmaaktheidsstreven en voor sektevorming. „Ook prof. Schilder toetste de afscheiding aan de Schrift, met name aan Micha 6”, aldus Boot.