Spirituele centra zoeken verdieping eigen religie
TILBURG – Religie is uit, spiritualiteit is in. Kerken lopen leeg, de centra voor ”body, spirit and mind” stromen vol. Maar ook de christelijke traditie kent haar spirituele centra, vanouds verbonden aan kloosters. De veelal oudere bezoekers zoeken er niet een vervanging maar verdieping van de eigen religieuze traditie.
In Tilburg vindt vandaag de presentatie plaats van het boek ”Zelf zorgen voor de ziel. De actualiteit van christelijke spirituele centra” (uitg. Parthenon, Almere). Een onderzoeksteam van theologen en sociale wetenschappers analyseerde het aanbod van 57 centra en ondervroeg 800 bezoekers. Het boek is de weerslag van een onderzoeksprogramma van het Theologisch Onderzoeksinstituut Tilburg naar de vraag hoe er in de laatmoderne samenleving voor ”de ziel” wordt gezorgd. De vraagstelling was vooral gericht op de spirituele centra in de Nederlandse samenleving met een christelijke achtergrond.
Er is in Europa en de Verenigde Staten een groeiend aantal psycho-spirituele centra. Deze ontwikkeling is een reactie op een verzakelijkte en vertechniseerde cultuur. Niet zozeer materiële bezittingen, winst en succes zijn het doel van deze centra, maar verbondenheid, innerlijke groei, oorspronkelijkheid, harmonie, vrede en hartstochtelijke bewogenheid.
Volgens dr. Kees de Groot, universitair docent praktische theologie aan de Tilburg School of Catholic Theology, kan de opkomst van de nieuwe spiritualiteit, naast de traditionele kerken en de officiële religieuze tradities, gezien worden als de uitkomst van twee tendensen: de toenemende godsdienstige verscheidenheid en de neiging om religie los te koppelen van de kerkelijke instituten. De nieuwe spiritualiteit geldt niet langer als bijgeloof, individuen laten zich minder door één instantie gezeggen en maken eigen keuzes en combinaties. Spiritualiteit is een aanduiding voor religiositeit die niet besmet is met „macht, dwang en gezag.”
Het is volgens De Groot niet zo dat spiritualiteit alleen een buitenkerkelijke zaak is. Ook binnen het christendom staat de belangstelling hiervoor in het teken van terugkeer naar de bron van het christelijke leven zoals dat in de verschillende spirituele tradities wordt beleefd. Ook in de traditionele christelijke spiritualiteit ligt de nadruk op persoonlijke beleving en innerlijke ervaring. Spiritualiteit is de ‘binnenkant’ van religie, inclusief de christelijke. „Spiritualiteit is dan geen alternatief voor, maar verdieping van de bestaande religie.”
Van de onderzochte 57 spirituele centra, zoals instellingen verbonden aan kloosters en communiteiten en algemene bezinningscentra, waren er 40 rooms-katholiek, 10 protestant, en 7 van gemengd christelijke signatuur. De meeste profileerden zich als open en ondogmatisch. De meerderheid van de bezoekers was vrouw en de gemiddelde leeftijd lag hoog: tussen de 55 en de 70. Twee derde van de bezoekers had een christelijke achtergrond.
De doelgroep bestaat over het algemeen uit „belangstellende zinzoekers.” De centra willen bewust aansluiten bij de moderne individualistische mens die op zoek gaat naar zinvolle spirituele ervaringen, maar die er moeite mee heeft zich daarvoor tot de (traditionele) instituties te wenden, laat staan zich eraan te binden.
Mensen zoeken een plek waar ze zich even terug kunnen trekken uit de samenleving. Alle deelnemers van het onderzoek vinden dat de behoefte aan geloof of spiritualiteit in de moderne samenleving niet is afgenomen, maar door het functieverlies van de traditionele kerken zelfs is toegenomen.
Hoofddoelen bij alle centra zijn de spirituele ontwikkeling van het individu en aandacht voor de persoonlijke zoektocht, ervaring en beleving, zo blijkt uit het onderzoek. De instellingen willen de bezoeker begeleiden op diens weg naar „God/het geheim”.
Religieuze traditie en spirituele beleving worden niet tegen elkaar uitgespeeld. Doel is niet de traditie te vervangen door persoonlijke beleving, maar om de religieuze traditie vruchtbaar te maken voor de persoonlijke zoektocht. De christelijke traditie is daarbij in de beleving van de deelnemers niet een stelsel van normen waar mensen mee moeten instemmen, maar waar ze als actieve partners bij betrokken zijn.
Twee derde van de bezoekers ziet een bezoek aan de centra als een welkome aanvulling op de spirituele voeding in de eigen gemeente. Zij kunnen openheid voor elementen uit de nieuwe spiritualiteit combineren met binding aan de kerk. Maar het valt volgens de onderzoekers niet uit te sluiten dat op de duur verdieping overgaat in vervanging als men teleurgesteld raakt in de kerken. De kerken dienen zich af te vragen of zij genoeg ruimte bieden voor openheid voor persoonlijke vragen. „Zo niet, dan kan de vervreemding niet alleen tot afstand nemen van de eigen religieuze traditie leiden, maar zelfs tot het zich totaal afkeren van religie.”
De onderzoekers zien ook verschillende bedreigingen voor de levensvatbaarheid van de centra. Zo trekken zij vooral christelijke bezoekers. Ze hebben verder moeite om voldoende menskracht en financiën te vinden voor hun voortbestaan en missen soms ook steun binnen de eigen achterban. „Dat het grootste deel van de bezoekers van de centra een christelijke achtergrond heeft, lijkt erop te wijzen dat de christelijke centra de groeiende doelgroep van onkerkelijke, niet christelijk gesocialiseerde spiritueel geïnteresseerden niet echt weten te bereiken.”
Mede gezien het feit dat iedere generatie een geringer aantal kerkleden telt, betekent dit dat men opereert in een krimpende markt. Of de open aanpak daarbij voldoende uitnodigend is en aansluit bij de groep van ”ongebonden” spirituelen is volgens de onderzoekers nog maar de vraag. Omdat er een zekere gelijkenis bestaat met het aanbod van spirituele centra zonder een christelijk achtergrond, is er nogal wat concurrentie voor christelijke centra.
De centra slagen er slecht in om jongeren te bereiken. Daarvoor is een aparte op deze doelgroep specifiek afgestemde programmering noodzakelijk, adviseren de onderzoekers. „Het vermarkten van spiritualiteit ziet men in deze kringen wellicht als ‘vloeken in de kerk’, maar juist hier zouden de centra een professionaliseringsslag kunnen maken.”