Aanpak pesten moet gericht zijn op identiteitsontwikkeling
Om pesten effectief aan te pakken kunnen scholen niet volstaan met één les per week, betogen Marinus Schouten en Peter Dankmeijer. Er is een integrale aanpak nodig, gericht op de identiteitsontwikkeling van jongeren.
Drie dramatische gevallen van pesten hebben de afgelopen maanden het nieuws beheerst. Bij alle drie van de slachtoffers, Tim Ribberink (20), Fleur Bloemen (15) en Anass Aouragh (13), heeft het pesten tot zelfmoord geleid.
Pesten leidt in heel wat gevallen tot zelfmoord. Geregeld tonen onderzoeken het verband aan tussen homopesten en zelfmoord. Uit de steekproef onder jongeren ”Mietjes moeten we niet”, die EduDivers eind januari publiceerde, blijkt dat middelbare scholieren ernstig homofoob zijn. Jongeren wijzen elkaar af op basis van afwijkend gedrag en het tonen van een andere seksuele geaardheid is zo ongeveer de meest afwijkende vorm die er onder jongeren is. Twee derde van de middelbare scholieren houdt afstand van homoseksuele medeleerlingen of voelt zich onzeker over contact met hen; 32 procent wil in de pauze niet naast een homoseksuele klasgenoot zitten, en slechts een derde vindt homoseksualiteit ”een natuurlijke seksuele oriëntatie”.
Jongeren hechten sterk aan heteronormatief gedrag. Concreet betekent dit dat vooral jongens die zich niet mannelijk genoeg gedragen en meisjes die zich niet vrouwelijk genoeg gedragen alleen komen te staan: er is niemand die huiswerk met ze wil maken, ze hebben geen vrienden en ze worden vaak gepest.
We kunnen dit de jongeren niet volledig aanrekenen. Het hoort bij het ontwikkelen van de eigen identiteit, pubers denken zwart-wit. Net zo goed hoort het bij die ontwikkeling dat ze leren omgaan met verschillen. Ze moeten frustratietolerantie opdoen. Het is de taak van volwassenen om hen daarin te begeleiden.
Van hun vierde tot hun achtiende jaar ontwikkelen kinderen en jongeren een eigen identiteit, in fases die duidelijk van elkaar verschillen. Een eigen identiteit vinden is voor kinderen en jongeren al een moeilijke zoektocht, laat staan wanneer deze afwijkt van de norm. Op die ontwikkeling dienen ouders en scholen aan te sluiten. De centrale vragen die ze moeten stellen, zijn: Hoe ga je als jongeren om met dit anders-zijn? En: Hoe maak je op een sociaal vaardige manier duidelijk dat je anders bent? Seksuele identiteit maakt hier deel van uit. Die staat niet op zichzelf, maar als ze geen accent krijgt, wordt de zorg voor identiteitsontwikkeling op een erg belangrijk aspect verwaarloosd.
Die ontwikkeling moet plaatsvinden binnen veilige kaders. Er mogen geen kinderen en jongeren sociaal buitengesloten raken, met alle emotionele littekens van dien. De volwassenen om hen heen moeten deze kaders bieden. Ook docenten moeten leren omgaan met deze rol, die meer vaardigheden vraagt dan een vak kunnen doceren of een les kunnen geven.
Steeds blijkt dat een groter aantal van de leerlingen eerder onzeker dan negatief is in hun gedrag ten opzichte van homojongeren. Levensbeschouwelijke achtergrond geeft hierbij geen voorspelbare uitkomst. Niet-gelovige leerlingen zijn vaker voor óf tegen positief sociaal gedrag, terwijl christelijke jongeren zich er vaker onzeker over voelen. Dat pleit voor het in alle gevallen bespreekbaar maken van sociale afstand, maar wel passend bij de beginsituatie van de leerlingen.
Een belangrijke vergissing van veel aanbieders van lesmethoden over pesten of seksuele diversiteit is het geloof in de werkzaamheid van één ingreep, voor één aandachtsgroep, met één focus. Met een dergelijke insteek blijken veranderingsprocessen steeds weer te mislukken. Een uurtje in de week, tijdens een mentorles, iets tegen pesten doen, levert niets op. Ook wiskundeleraren en biologiedocenten moeten oog hebben voor pestgedrag en leerlingen hierop aanspreken. Zolang homo nog een scheldwoord is, kun je er niet veilig voor uitkomen dat je het bent.
Nodig is daarom een integrale aanpak van pesten, op de hele school. En voor iedereen eromheen de handen uit de mouwen om docenten en schoolmanagers, zorgfunctionarissen en ook leerlingen, te helpen in wat ze daarin zelf kunnen doen. De rode draad in het begeleiden van de identiteitsontwikkeling van leerlingen is hoe ze kunnen leren omgaan met sociale verschillen. En de roze draad erin moet zijn hoe zowel leerlingen als docenten omgaan met verschillen in seksuele identiteit.
De auteurs zijn werkzaam bij EduDivers, kenniscentrum voor onderwijs en seksuele diversiteit.
Lees ook: Pesten in de klas? Ja, maar geniepiger is via sms en Facebook