Opinie

„Rutte had verder moeten kijken dan naar Tweede Kamer”

Voor de stabiliteit van het kabinet en de daadkracht van het beleid was het verstandig geweest als Samson en Rutte verder gekeken hadden dan naar de Tweede Kamer, stelt Peter van der Heiden.

Peter van der Heiden
22 February 2013 20:21Gewijzigd op 15 November 2020 02:07
„Hoe lastig die Eerste Kamer kan zijn, weten we sinds de nacht van Wiegel (1999) en die van Van Thijn (2005).”  Foto ANP
„Hoe lastig die Eerste Kamer kan zijn, weten we sinds de nacht van Wiegel (1999) en die van Van Thijn (2005).” Foto ANP

Het leek zo’n daadkrachtig kabinet in oprichting, zo net na de verkiezingen. Een stabiele meerderheidscoalitie van twee partijen. Het was wel even geleden dat Nederland daarop getrakteerd werd. Na de instabiele gedoog­constructie van Rutte I trad er een coalitie aan die de crisis eens flink zou aanpakken en het land waar nodig zou hervormen.

Leek, schreef ik in mijn eerste zin. Want in de haast om de formatie tot een snel einde te brengen, leken de voormannen van VVD en PvdA te vergeten dat Nederland een tweekamerstelsel kent, en dat in beide Kamers een meerderheid vereist is om wet­geving aangenomen te krijgen. Die meerderheid –dat is de coalitie­partners nu pijnlijk duidelijk– ontbreekt in de Eerste Kamer. Hoe lastig die Eerste Kamer kan zijn, weten we sinds de nacht van Wiegel (1999) en die van Van Thijn (2005).

Na Rutte I wordt Nederland daarmee feitelijk weer geregeerd door een minderheidskabinet. En dat zal gedurende vrijwel de gehele rit –als het kabinet die al uitzit– zo blijven, aangezien er pas in 2015 verkiezingen plaatsvinden voor de Provinciale Staten, die daarna een nieuwe Senaat kiezen. Rutte II moet dus met de hoed in hand bij de oppositie langs, voor iedere voorstel opnieuw, om een parlementaire meerderheid te verkrijgen.

Hoe dat gaat, hebben we vorige week kunnen zien. In volstrekte beslotenheid wordt er onderhandeld met één of meer oppositie­fracties om voldoende steun bijeen te sprokkelen. Die steun heeft een prijs: iedere fractie zal proberen de kabinetsplannen bij te sturen in de door haar gewenste richting. Het regeerakkoord van VVD en PvdA heeft daardoor al na vier maanden veel van zijn waarde verloren; het is vrijwel ondenkbaar dat het op belangrijke punten ongewijzigd wordt uitgevoerd.

Wheelen en dealen

De komende tijd zullen er dus om de haverklap miniformaties plaatsvinden: overleg tussen de politieke leiders van de regeringscoalitie en van oppositiefracties om een deelakkoord te sluiten over (de aanpassing van) een specifiek kabinetsvoorstel. En net zoals bij een heuse formatie zal dat proces zich buiten de openbaarheid voltrekken.

Is dat erg, zo’n situatie waarin een kabinet niet per definitie over voldoende steun beschikt en moet wheelen en dealen met het parlement? In principe niet. Vorige week is duidelijk geworden dat het politieke primaat einde­lijk daar ligt waar het thuishoort: bij het hoogste gezag dat we staatsrechtelijk kennen, de volks­vertegenwoordiging. Waar tot 
het aantreden van het kabinet-Rutte I iedere oppositiepartij steevast klaagde dat zij door het monistische blok van kabinet en coalitiepartijen volledig buitenspel stond, kan iedere fractie nu invloed uitoefenen op het kabinets­beleid. Voor die partijen heeft dat ontegen­zeggelijk voordelen.

Maar het heeft ook duidelijke nadelen. Zoals bij het woon­akkoord is gebleken, heeft de steun van oppositiefracties een prijs. Geen partij gaat akkoord met het steunen van een ongewijzigd plan. 
Dat betekent dat de samenhang van het kabinetsbeleid gevaar loopt. De premier zal daarbij iedere keer weer de afweging moeten maken of een aanpassing van de plannen gezien het regeerakkoord nog wel verantwoord is, of de gevraagde prijs nog wel betaalbaar is. Mocht dat niet zo zijn, dan heeft hij twee mogelijkheden: het plan intrekken, of zijn ontslag aanbieden.

Een andere consequentie van de huidige situatie is de mogelijkheid van oppositiefracties om gaten te schieten in het financiële beleid van het kabinet. Bij het afsluiten van het woonakkoord hebben de meewerkende partijen al laten zien zich nauwelijks verantwoordelijk te voelen voor de financiële consequenties die hun aanpassingen hebben. Dit is een extra probleem voor het kabinet en vooral voor de minister van Financiën.

Volstrekt duister

Voor de burger betekent de situatie nu vooral onzekerheid en ondoorzichtigheid. Onzekerheid omdat het volstrekt duister is welk deel van het regeerakkoord inderdaad in beleid omgezet zal worden. Onzekerheid is altijd onprettig, maar in een economisch wankele tijd als de huidige zou ze wel eens funest kunnen zijn voor herstel.

De ondoorzichtigheid van het voortdurende onderhandelingsproces zou kunnen leiden tot een afname van het vertrouwen in de politiek, aangezien onduidelijk is wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Voor de stabiliteit van het kabinet en de daadkracht van het beleid was het verstandig geweest als Samson en Rutte verder gekeken hadden dan naar de Tweede Kamer.

De auteur is politicoloog aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer