Overheidsdwang op toelatingsbeleid niet gewenst
Reformatorische scholen vullen het toelatingsbeleid van leerlingen verschillend in. Dit is goed, omdat het beleid aansluit bij de plaatselijke situatie, vindt Gijsbert Vonk. De overheid moet hier niet in treden en scholen niet dwingen een open toelatingsbeleid te voeren.
Reformatorische scholen vullen het recht dat ze hebben om een eigen toelatingsbeleid voor leerlingen te voeren, verschillend in. Kijkend naar de scholen die bij de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) zijn aangesloten, en die gewoonlijk als ”reformatorisch” worden aangeduid, zien we twee groepen. Er zijn scholen met een gesloten toelatingsbeleid, wat in de praktijk betekent dat alleen leerlingen vanuit de reformatorische kerken worden toegelaten en ouders de grondslag van de school moeten onderschrijven. En er zijn scholen met een open toelatingsbeleid waar in principe alle kinderen welkom zijn, mits men de grondslag van de school respecteert. Dit respecteren betekent in de praktijk dat kinderen en ouders zich dienen te houden aan de schoolregels, zeker met betrekking tot de identiteit van de school.
De groep scholen die een open toelatingsbeleid voeren, is groter dan op basis van de beeldvorming vaak wordt verwacht; zeker 20 procent van de VGS-scholen valt daaronder. De kern van de zaak is dat scholen een consequent en consistent toelatingsbeleid voeren, op basis van kaders en grenzen die door het schoolbestuur zélf worden gedefinieerd.
Wat zeggen deze gegevens over de discussie omtrent het toelatingsbeleid van scholen? In deze krant lazen we zaterdag een mooi voorbeeld van Nederhemert over hoe goed het beleid in de lokale context kan worden vormgegeven, over het algemeen met instemming van schoolbestuur, ouders en kerken. In Nederhemert, en op veel andere plaatsen, wil men er zijn voor alle leerlingen van het dorp, zodat ook niet-kerkelijke kinderen met het Evangelie in aanraking kunnen worden gebracht.
Er is ook een andere visie waarin een meerderheid van de reformatorische scholen zich herkent. Daarbij wordt er gekozen voor een meer gesloten pedagogische setting, waarin kinderen worden opgevoed en gevormd. Dat betekent een keus voor een strikter toelatingsbeleid.
Een groot deel van de Tweede Kamerleden vindt dat een open toelatingsbeleid moet worden afgedwongen. Er zijn veel argumenten om daar grote vraagtekens bij te zetten.
Als eerste moet worden opgemerkt dat het veel verschil maakt waar de school gevestigd is. Staat de school in een klein dorp met een overwegend christelijk karakter, of in een grote multiculturele stadswijk waar christenen veruit in de minderheid zijn? In het laatste geval zal het niet meevallen om een afgedwongen open toelatingsbeleid op een goede manier vorm te geven.
Een ander belangrijk verschil is of het gaat om primair onderwijs of om voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs zullen de gevolgen van een open toelatingsbeleid sterker gevoeld worden, omdat leerlingen elkaar op 14-, 15-jarige leeftijd veel sterker beïnvloeden dan in de leeftijd van 9 of 10 jaar.
In de puberteit begint de meningsvorming. Men gaat beredeneerde standpunten ontwikkelen. Het is ook de natuurlijke leeftijd waarop religieuze overtuigingen kritisch tegen het licht worden gehouden en bevraagd.
De samenstelling van een leerlingpopulatie is dan van groot belang. De leraar heeft een minder prominente stem dan de leerkracht in het basisonderwijs. De ”peergroup” van een jongeren is heel belangrijk. Daarnaast geldt het eerder genoemde argument dat reformatorische vo-scholen veelal in een stedelijke omgeving staan, zoals Rotterdam, Gouda en Amersfoort.
Tot op heden kunnen scholen met een open toelatingsbeleid zelf definiëren wat ze onder het respecteren van de grondslag verstaan. We weten dat scholen dan zaken opnemen omtrent kledingregels, Bijbelgebruik, dagopeningen enzovoort.
Ons valt op dat scholen daar heel strikt in zijn. Het is de vraag of die ruimte er blijft als de overheid zich over het toelatingsbeleid gaat buigen. Hoe wordt de term ”respecteren van de grondslag” dan ingevuld? Laat dat ruimte voor een strikte invulling? Wat mij betreft blijft de lijn zoals die er nu is het uitgangspunt. Dat betekent dat scholen zelf definiëren wat ze onder respecteren van de grondslag verstaan.
Een open toelatingsbeleid biedt kansen voor de reformatorische school, zo luidde de stelling in het artikel over Nederhemert. Als een school in de lokale context, en passend bij de historie, daarvoor kiest, is de stelling waar. Net zoals het waar en juist is dat veel scholen een gesloten toelatingsbeleid hanteren. Het gaat erom dat de overheid de keuze aan de scholen laat, en dat de overheid niet eenvormig alle scholen dwingt tot het openstellen van hun schooldeuren voor alle leerlingen. Als VGS zullen we ons tegen deze dwang blijven verzetten.
De auteur is beleidsmedewerker van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS).