Regering-Obama diep verdeeld over aanpak Syrië
WASHINGTON – De Amerikaanse president Obama wil niet openlijk verwikkeld raken in de Syrische burgeroorlog. Maar zijn topadviseurs blijken dat bijna allemaal wel te willen. Ook al hebben ze grote bedenkingen bij de rebellen die ze zouden willen bewapenen.
The New York Times onthulde vorige week een voorstel van oud-minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton en voormalig CIA-directeur David Petraeus. Zij pleiten daarin voor directe steun en bewapening van de Syrische rebellen, om zo directer de loop van de gebeurtenissen te kunnen beïnvloeden. Ook Leon Panetta en Martin Dempsey (de vorige minister van Defensie en de hoogste generaal van het leger) zouden daar voorstander van zijn, zo bleek uit opmerkingen die ze in het Congres maakten tijdens hoorzittingen over Libië. Zelfs James Clapper, hoofd van de inlichtingendiensten, zou het plan steunen.
Dit toont een heel ander beeld dan wat de regering-Obama officieel naar buiten brengt. Publiekelijk verkondigt de regering nog steeds scepsis over wapenleveringen aan onbekende groepen opstandelingen. De voorstellen die nu worden geuit, zijn overigens helemaal nog niet concreet over hoe Amerika kan winnen of zijn doelen kan behalen, en hoe het de steun weer kan beëindigen.
„Lang geleden kozen de Verenigde Staten al voor een strategie van steun aan opstandelingen om zo iets te doen tegen het regime, of op z’n minst de indruk te wekken dat ze iets doen aan het probleem”, zegt Leila Hilal, directeur van de taskforce Midden-Oosten bij de New America Foundation. „Ook al was er geen grootschalige militaire steun, er zijn wel stappen gezet om toe te staan dat anderen de rebellen zouden bewapenen. Deze indirecte benadering heeft gefaald in het keren van het conflict en heeft de revolutie ondermijnd.”
Uit het meningsverschil tussen de president en zijn nationale veiligheidsstaf trekken analisten verschillende conclusies. Elliott Abrams van de Council on Foreign Relations noemt het besluit van de president een „tragische fout” en zegt dat „je niet kunt ontkomen aan de conclusie dat electorale politiek een rol heeft gespeeld” in het negeren van het advies.
Joshua Landis, hoogleraar in Oklahoma en eigenaar van het goed gelezen blog Syria Comment, is het daar niet mee eens. „Obama lijkt niet tevreden te zijn over de manier waarop zijn adviseurs de belangen in het Midden-Oosten afwegen en hoe zij vervolgens het beleid formuleren.”
Juist de druk om actiever te zijn „is een motief voor hem om uit Syrië te blijven, want hij weet dat sterke belangen snel gaan meespelen als we daar betrokken in raken. Hij lijkt de Midden-Oostenbeleidsmakers niet te vertrouwen.”
General Dempsey verduidelijkte vorige week desgevraagd dat hij het bewapenen van de Syrische oppositie „in concept” steunde, maar dat „er complexe knopen zijn die we nog steeds niet hebben opgelost.”
Het plan van de interventionisten is ondermijnd door CIA-analisten, die in een onderzoek concludeerden dat de instroom van Amerikaanse wapens de situatie op de grond niet concreet zou veranderen.
Over de precieze betrokkenheid van de VS in Syrië is op dit moment weinig bekend. Het Witte Huis heeft herhaaldelijk laten weten dat wapens „in verkeerde handen” kunnen vallen, een zorg die sterker wordt met de instroom van buitenlandse strijders in Syrië. Militanten verbonden met al-Qaida hebben met hun uitrusting, geld en ervaring op weten te klimmen in de rangen van de gewapende oppositie, en zijn er niet meer goed van te onderscheiden.
Tot nog toe zijn de pogingen om militanten te marginaliseren mislukt. Toen de VS de grootste groep die aan al-Qaida is verbonden, Jubhat Al-Nusra, op de lijst van terreurgroepen zetten, kwam een groot deel van de oppositie direct voor hen op. Ze zijn „essentieel voor de overwinning”, zei Moaz al-Khatib, het hoofd van de Nationale Coalitie voor Syrië, het belangrijkste gezicht van de oppositie.
In het geheim heeft Washing- ton wel degelijk rebellen gesteund, al meer dan een jaar, met „niet-dodelijke hulp”, inlichtingen en andere onbekende middelen. In stilte steunen, maar openlijk interventie afkeuren, dat is de houding van Obama. Zijn collega’s doen het juist andersom: ze roepen openlijk op tot interventie, maar hebben grote bedenkingen bij de ideologie en de koers van de mensen die ze willen bewapenen.
Deze spagaat zorgt ervoor dat alle keuzes nog openliggen. „Niemand heeft nog maar enige optie van tafel geveegd in welk gesprek dan ook waar ik bij was”, zei Dempsey. Toch is de militaire optie niet waarschijnlijk, denkt Landis. „De mensen die Obama naar voren heeft proberen te schuiven, al zijn benoemingen, zijn tegen spierballentaal in het Midden-Oosten. Zijn algehele plan blijft: niet betrokken raken in Syrië, en geen oorlog beginnen tegen Iran.”