Slachtoffer blasfemiewet in Pakistan: Geen straf, maar een test
ISLAMABAD – Toen de Pakistaanse christen Dawud op een ochtend naar zijn werk liep, had hij geen idee dat hij die dag zou eindigen in een donkere gevangeniscel. Negen maanden lang zat hij onschuldig gevangen, zo vertelt Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK) zijn levensverhaal
De problemen begonnen toen Dawud onderweg een groep kinderen zag ruziemaken. Een paar jongens duwden een kleinere jongen voor de ingang van een islamitische school. Dawud ging ervan uit dat het een christelijke jongen was, want het gebeurde vaker dat christelijke kinderen werden gepest. Toen hij op de groep jongens afliep, zag hij Dawud dat het slachtoffer zijn achtjarige neefje Eyad was.
De moslimkinderen probeerden Eyad te dwingen om de islamitische geloofsbelijdenis uit te spreken: „Er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn profeet.” Volgens de islam is iemand die deze belijdenis opzegt, een moslim. Eyad weigerde echter, waarop de andere jongens hem begonnen te slaan. Dawud bevrijdde zijn neefje en bracht hem naar huis. Vervolgens liep hij verder naar zijn werk.
Blasfemie
Terwijl Dawud rustig aan het werk was, ging het gerucht dat hij de islamitische geloofsbelijdenis onteerd had als een lopend vuurtje rond. Via de luidsprekers van de moskeeën in verschillende dorpen werden moslims opgeroepen om in actie te komen. En dat deden ze: zeker vijfhonderd moslims verzamelden zich en riepen: „Dood hem! Dood deze godslasteraar!” De groep woedende mannen ging naar het huis van Dawud maar hij was daar niet.
Om te voorkomen dat Dawud vermoord werd, vroeg een moslimleider de politie om hem in bescherming te nemen. Dat gebeurde, maar later werd Dawud toch aangeklaagd voor blasfemie en veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. De Pakistaanse blasfemiewetten zijn berucht en worden veelvuldig misbruikt om christenen tegen te werken. Veel christenen zitten op deze manier onschuldig jarenlange gevangenisstraffen uit. Soms worden christenen zelfs ter dood veroordeeld voor blasfemie, zoals Asia Bibi.
Vlucht
Terwijl Dawud in de gevangenis zat, werd zijn vrouw Naimah voortdurend bedreigd. Ze besloot met hun twee kinderen te vluchten naar een ander dorp. Ook hun neefje Eyad en zijn familie sloegen op de vlucht.
Een aantal maanden later kreeg deze zaak echter een verbazingwekkende wending. Dawud’s vader Yacoub werd door de dorpsleider uitgenodigd om een vergadering van de dorpsraad bij te wonen, waar Dawuds zaak besproken zou worden.
Tijdens deze vergadering gaven de lokale moslimleiders toe dat Dawud vals beschuldigd was. Ooggetuigen trokken hun getuigenissen in en meer dan twintig dorpelingen ondertekenden een brief waarin de rechter werd gevraagd om Dawud vrij te spreken. Een maand later werd Dawud vrijgelaten uit de gevangenis, na ruim negen maanden vast te hebben gezeten.
Test
„Het was een moeilijke tijd in de gevangenis”, zegt Dawud. „Maar God heeft me al die tijd gezegend. Ik ben dankbaar dat mijn familie veilig was. Mijn tijd in de gevangenis zie ik niet als straf, maar als een test van mijn geloof. Onze levens zijn veranderd door de vervolging die we hebben meegemaakt. Het heeft ons dichter bij God gebracht.”