Kerk & religie

Rabbijn Van de Kamp in debat met prof. Paul Cliteur

LEIDEN – Behalve afscheid van religie bewerkt de secularisatie ook een hergeboorte van het religieuze leven, verwacht rabbijn Lody B. van de Kamp.

Van een medewerker
15 February 2013 10:40Gewijzigd op 15 November 2020 01:58
Rabbijn Lody B. van de Kamp. Foto RD, Anton Dommerholt
Rabbijn Lody B. van de Kamp. Foto RD, Anton Dommerholt

De orthodox-joodse rabbijn stelde dat dondermiddag in Leiden in een debat met prof. Paul Cliteur. De rabbijn en de atheïst kruisten de degens over het thema ”Religie en seculariteit: botsing of bestuiving?”. De discussie was de tweede studiemiddag in een serie van drie over het onderwerp ”Godsdienstvrijheid en seculariteit”, georganiseerd door de Stichting Leidse Lezingen.

In de Nederlandse samenleving is veel frustratie en boosheid over religie, stelt Van de Kamp. Hij leidt dat onder meer af uit de heftigheid waarmee vorig jaar het debat over de rituele slacht werd gevoerd. De rabbijn betwijfelt of dierenwelzijn de diepste beweegreden is bij de tegenstanders van ritueel slachten. Waarom zou anders de meerderheid van de 116 Kamerleden die een verbod op ritueel slachten steunde zonder problemen vlees eten bij de barbecue ter afsluiting van het parlementaire jaar?

De frustratie over religie en alles wat daarmee samenhangt komt volgens de rabbijn voort uit de drang om het secularisatieproces tot het uiterste te voltooien. Nederland is bezig af te rekenen met het eigen religieus erfgoed. Alleen de kwalijke kanten van de godsdienst worden belicht, met voorbijzien van de goede kanten, aldus Van de Kamp, die een boek schreef over het politieke debat rond de rituele slacht (”Dagboek van een verdoofd rabbijn”, uitg. Boekencentrum).

De secularisatie heeft echter ook een keerzijde, meent de rabbijn. Als de boosheid over religie is gezakt, komt er een nieuw zicht op de waarde van de religie. Om zijn stelling te illustreren, verwijst hij naar de opvallende bloei van orthodoxe vroomheidsbewegingen zoals het chassidisme, zowel in Israël als daarbuiten. Deze hergeboorte van het religieuze leven leidt tevens tot een krachtiger roep om vrijheid voor het godsdienstig handelen.

Van de Kamps opponent, prof. Paul Cliteur, sluit in zijn toespraak meteen aan bij de boosheid die de rabbijn signaleert in het debat over godsdienstvrijheid en ritueel slachten. De hoogleraar encyclopedie van de rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden ziet deze heftigheid als een reactie op de toename van extreem religieus geweld.

De opkomst van het religieus extremisme en terrorisme zorgde eind jaren 80 voor een einde aan het milde klimaat en maakte de vraag naar de grenzen van de godsdienstvrijheid noodzakelijk, analyseert Cliteur. De omslag ziet hij liggen in 1987, toen door inmenging van de minister van Buitenlandse Zaken een satire van cabaretier Rudi Carrell over de Iraanse ayatollah Khomeini in Nederland niet op tv werd uitgezonden. Vervolgens kwamen er moeilijkheden rond het boek ”De duivelsverzen” van de Britse schrijver Salman Rushdie en de Deense cartoons over de profeet Mohammed.

De moord op Theo van Gogh en de vele uitingen van religieus geweld zijn volgens de atheïstische hoogleraar niet meer incidenteel te noemen. Er is duidelijk sprake van een „patroon”, vindt hij. Godsdienstige vrijheid verdient volgens Cliteur bescherming, maar alleen onder voorwaarde dat godsdienst geen schade of lijden aan andere wezens veroorzaakt. Hij spitst zijn stelling toe op het debat over ritueel slachten. Het is niet meer vanzelfsprekend dat een beroep op de vrijheid van godsdienst ertoe leidt dat dieren lijden, stelt hij.

Na hun inleidingen gaan beide sprekers met elkaar in de debat. Cliteur benadrukt de religiekritiek. „Voor mij is het recht op het kritiseren van iedere godsdienst heilig en daarom mag van mij ook de Wet op de godslastering meteen sneuvelen.” Rabbijn Van de Kamp antwoordt dat ook hij geen enkel probleem heeft met het beoordelen of zelfs kritiseren van een religie. Zoiets is echter heel iets anders dan het recht op godslastering.

Een deelnemer betwijfelt of je wel kunt spreken van een tegenstelling tussen godsdienst en seculariteit. De standpunten van Paul Cliteur komen immers ook voort uit een levensbeschouwing. Cliteur antwoordt dat hij dit wel wil toegeven, maar dat de publieke moraal niet mag worden bepaald door de godsdienst. Een beroep op een Bijbeltekst is niet geldig in het publieke debat, geeft hij aan. In dat debat mogen alleen argumenten worden gebezigd die voor allen begrijpelijk zijn. Daarom pleit hij voor een tweede taal, een ”moreel esperanto”, die een gemeenschappelijk grondgebied geeft waarop men kan argumenteren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer