„Tien procent diaconiegeld voor Israël”
Elke diaconie zou structureel 10 procent moeten begroten voor hulp aan Israël. Dat zei ds. G. Lammerts van Bueren woensdag op een studiedag, georganiseerd door het Evangelisch Werkverband.
”Israël en de geestelijke vernieuwing van de kerk”, luidde het thema. Volgens ds. Lammerts van Bueren kan die vernieuwing alleen gestalte krijgen als de hele gemeente erbij wordt betrokken. „En wil je mensen erbij betrekken, dan moet je aan hun portemonnee komen. Tien procent is het teken van de eerstelingen, de tienden”, aldus de directeur van Near East Ministry (NEM).
Er lag een zeven pagina’s tellend visiedocument op tafel, dat als richtlijn diende voor de discussie. Ds. H. Poot, hervormd predikant en EW-bestuurslid, gaf een toelichting. „Geestelijke vernieuwing en aandacht voor Israël gaan samen”, zei hij. „Hoe zou God onze gebeden om vernieuwing verhoren als wij met de rug naar Israël toe staan als de volkeren tegen Israël optrekken?”
Ds. Poot vindt dat de tijd gekomen is „om Israël niet van alles te vertellen, maar om praktisch te zijn, zijn hand te zoeken en samen de handen op te heffen tot God. Wat zou het zijn als we ons samen met Israël zouden verootmoedigen, als een beweging van gebed van Jood en christen.”
Ds. W. J. J. Glashouwer van Christenen voor Israël pleitte voor een veranderde grondhouding onder christenen, waar diep schuldbesef over 2000 jaar kerkgeschiedenis deel van uitmaakt. „Dat schuldbesef resulteert in praktische solidariteit. Laten we onze mond maar eens een tijdje houden. Wat ik vaak bespeur, is dat we ons zo snel in allerlei theologische discussies slingeren, en dan zeggen dat we Israël liefhebben, maar eigenlijk alleen onze theologische concepties liefhebben. Het gaat om mensen van vlees en bloed en met gevoelens. Het gaat erom dat er iemand is die een arm om ze heenslaat: Troost, Troost mijn volk.”
Ds. G. H. Abma uit Gouda merkt dat velen Jezus zien als een „breekpunt” tussen Jood en christen. „Christus brengt juist de verbondenheid, Hij is niet het breekpunt, maar het verbindingspunt. Hij heeft de scheidsmuur gesloopt.”
Als je zegt dat kerk niet in de plaats van Israël gekomen is, ben je dan ook bereid de consequenties daarvan te trekken? vroeg hij. „Dan gaat de hele dogmatiek op z’n kop: de doop is niet in de plaats van de besnijdenis gekomen, en de zondag niet in de plaats van de sabbat. Er is helemaal niets in de plaats gekomen; wij zijn bij Israël gekomen.”
De ontdekking van Israël zal doorklinken in materiaal voor catechese, zondagschool en tienerwerk, zei ds. Lammerts van Bueren. „Als we een verandering van denken willen, moeten we vroeg beginnen. Voor kinderen is het nog altijd een enorme klus om het verband te zien tussen het Israël uit de Bijbel en het Israël van vandaag.”
Rabbijn Lion Erwteman, voorganger van de Messiasbelijdende Joodse gemeente Beth-Yeshua in Amsterdam, noemde het onderscheid tussen Israël en de volkeren „kunstmatig. Dat had er nooit mogen zijn. Ik denk dat het belangrijk is aan te geven dat de genade die God heeft getoond door het offer van de dood en opstanding van Jezus, iets is waar niemand iets toe of af kan doen. Als je die genade eenmaal hebt vastgesteld, zijn er genoeg teksten die aangeven om zowel de liefde voor Jezus als de geboden van God te doen.”
Hoe kunnen christenen concreet hun verbondenheid laten zien? Diverse mensen uit de zaal gaven aan de sabbat te houden. Er ontspon zich een levendige discussie over de sabbatsviering, waartoe vooral in vrije evangelische gemeenten steeds vaker wordt overgegaan.
Drs. Marieke den Hartog, beleidsmedewerker Kerk en Israël, benadrukte dat je als christen 2000 jaar kerkgeschiedenis niet kunt overdoen, en dat het bijbelse onderscheid tussen Joden en heidenen gehandhaafd moet blijven.