Opinie

Refozuil gebaat bij veelzijdig onderzoek door academici

De bezinning op de toekomst van de reformatorische gezindte is gebaat bij veelzijdig onderzoek door onafhankelijke academici en betrokken organisaties, vinden dr. John Exalto, dr. Fred van Lieburg, dr. Johan Roeland en dr. Maarten Wisse.

Dr. John Exalto, dr. Fred van Lieburg, dr. Johan Roeland en dr. Maarten Wisse
9 February 2013 18:49Gewijzigd op 15 November 2020 01:52
”Er is onderzoek gewenst naar de moeite of juist het gemak waarmee nieuwe generaties schakelen tussen de wereld van de zondag en die van de maandag." Foto RD
”Er is onderzoek gewenst naar de moeite of juist het gemak waarmee nieuwe generaties schakelen tussen de wereld van de zondag en die van de maandag." Foto RD

De reformatorische gezindte bevindt zich in een historische fase. Na veertig jaar is de maatschappelijke emancipatie van de ”stille luyden”, onbedoeld maar onontkoombaar, voltooid. De uitkomst van dit microproces valt precies in een periode van ongekende macro-ontwikkelingen, zoals ontkerstening, digitalisering en individualisering. Geen wonder dat er veel wordt nagedacht over het hoe verder, waarheen en waarom van de gevestigde ”refowereld”.

Deze bezinning op de toekomst hoort primair thuis in de sociale verbanden van de bevindelijk gereformeerden zelf. Zij dient echter wel plaats te vinden in gesprek met de samenleving, waarvan de refo’s ondanks al hun eigenheid in leven en denken deel uitmaken. Wetenschappelijk (zelf)onderzoek kan daarbij een belangrijke rol spelen, mits vruchtbaar samengewerkt wordt tussen academici en de ”achterban”.

Onlangs zijn vrij spontaan contacten ontstaan tussen ondergetekende VU-medewerkers en enkele reformatorische (onderwijs)
organisaties. Ambities voor onderzoeksprojecten sloten aan bij gevoelens van urgentie om, vooral met het oog op de veranderende jongerencultuur, tot meer begrip te komen van wat met een minder gelukkige term vaak de reformatorische verzuiling wordt genoemd.

Hoewel er sinds het pionierswerk van dr. C. S. L. Janse allerlei deelstudies van in- en outsiders zijn verschenen, dienen zich nieuwe perspectieven aan voor meer samenhangend onderzoek. Hier volgen enkele invalshoeken, die zich richten op (schijnbare) spanningsvelden in de reformatorische denk- en levenswijze.

Spannend is, om te beginnen, de praktische uitwerking van het theologische mensbeeld. Hoe wordt in de geloofsreflectie gelaveerd tussen de belijdenis van de totale verdorvenheid („onbekwaam tot enig goed”) en de vaak positieve en succesvolle participatie van refo’s in de maatschappij?

De behandeling van de Heidelbergse Catechismus leidt na de uitvoerige uitleg van de geboden gemakkelijk tot een verzuchting over de onmogelijkheid om het goede te doen. Enerzijds klinkt dat deprimerend, maar anderzijds schept het ruimte voor een ”wereldgelijkvormig” bestaan, omdat een leven volgens de norm nu eenmaal onhaalbaar is. Een onderzoek van catechismuspreken over de laatste halve eeuw zou kunnen leren in hoeverre bevindelijk-gereformeerde preken onbedoeld een wending naar de seculariteit mogelijk maken.

Een cruciaal onderwerp in ”biblebeltstudies” vormt, ten tweede, de rol van de media. Ondanks de traditionele afwijzing van moderne communicatiemiddelen zou de refozuil mede een product ervan kunnen heten. Op landelijk niveau heeft niets de groep zozeer gevormd en bijeengehouden als het Reformatorisch Dagblad. Met een defensieve media-ethiek werden aanvankelijk radio en tv en later ook internet buiten de deur gehouden. Inmiddels bemiddelt de RD-website juist in een afgewogen omgang met de modernste digitale toepassingen.

Los daarvan lijken pogingen tot mediaopvoeding onder de jeugd nauwelijks effect te hebben. Jongeren sms’en tot in kerkdiensten toe en hoeven met hun computer geen tv-uitzending te missen. Er is onderzoek gewenst naar de moeite of juist het gemak waarmee nieuwe generaties schakelen tussen de wereld van de zondag en die van de maandag. Dit zou licht kunnen werpen op de uitgangspunten en effecten van pastoraat en pedagogiek op dit uiterst dynamische terrein.

Ten slotte vraagt de historische aard en diepte van refostudies een vernieuwde benadering. Het vertrouwde model van een vier eeuwen lange geschiedenis van Reformatie, Nadere Reformatie en gereformeerde gezindte voldoet niet meer. Belangrijker is, al was het maar voor de laatste veertig jaar, te onderzoeken hoe met ideeën en personen uit het verleden wordt omgegaan in preken, bladen, onderwijsmethoden, herdenkingsactiviteiten en materialen, tot in een catechismusspel toe.

Deze onderzoekslijn vraagt om uitwerking en bijsturing in breed beraad van wetenschappers, studenten, promovendi en anderen. Soms moeten ze elkaars taal, theorieën en methoden nog leren verstaan, maar samen weten en kunnen ze veel. De reformatorische gezindte zou ermee geholpen kunnen zijn bij het ”veranderen om gelijk te blijven” in deze even onzekere als uitdagende tijden. Maar vooral de samenleving zou beter kunnen gaan begrijpen wat dit soms omstreden en soms defensieve volksdeel drijft. En waarom het volledig bij Nederland hoort.

De auteurs zijn verbonden aan de Vrije Universiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer