De tijd vliegt, maar wat ís tijd eigenlijk?
Wat is tijd? De Engelse historicus Adam Hart-Davis schreef er een interessant boek over waarin hij ingaat op talloze vragen die met tijd te maken hebben en waarin hij de antwoorden geeft aan de hand van vele illustraties. Waarom heeft een uur zestig minuten? Hoe snel gaat het licht? Kun je een reis door de tijd maken? Hoe wordt berekend hoe oud iets is?
Bij al deze vragen komt als eerste de vraag aan de orde wat tijd eigenlijk is. Voor het antwoord luistert Hart-Davis ook naar kerkvader Augustinus. Die heeft de bekende woorden gesproken dat hij weet wat met tijd bedoeld wordt als iemand erover spreekt, maar dat hij niet weet wat tijd is als iemand hem vraagt het uit te leggen.
Ik kan niet terug naar mijn kinderjaren, maar ik kan die kinderjaren wel naar vandaag halen door eraan terug te denken. Ik kan niet naar de toekomst, maar kan die toekomst wel naar vandaag halen door na te denken over wat ik later wil gaan doen. Aldus Augustinus, die ook uitvoerig aandacht krijgt in het boek van de Duitse historicus Alexander Demandt over de filosofie van de geschiedenis, waarin hij helder weergeeft hoe de eeuwen door over geschiedenis is nagedacht. Demandt beschrijft hoe Augustinus het verloop van de geschiedenis zag en hoe vernieuwend dat geschiedenisbeeld destijds was. Geschiedenis is volgens de kerkvader geen kringloop en ook geen ontwikkeling van slechter naar beter of van glorie naar verval, maar is een proces waarin twee rijken zich tegelijkertijd ontwikkelen, dat van God en van de staat. De eerstgenoemde zal uiteindelijk tot zijn voltooiing komen. De christen leeft als burger van het rijk van God tevens in het rijk van de staat en moet zich, in het wereldlijke levend, steeds richten op het eeuwige.
Van Zijn kant leidt God de geschiedenis naar het moment van de jongste dag, het moment waarop al het tijdelijke eeuwig wordt. Dat perspectief geeft moed en roept ons ertoe op ernst te maken met de dingen van de eeuwigheid.
Spaanse Armada
Vanuit dat perspectief hebben veel historici beschreven wat er in hun tijd of in de loop van de tijd gebeurde. Gebeurtenissen van meer of minder belang zijn sinds mensenheugenis vastgelegd, maar wat moet je ermee? Interessant is het boek van de cultuurhistoricus Oswald Bauer over de manier waarop het in Augsburg zetelende bankiershuis Fugger zich in de zestiende eeuw het nieuws vanuit heel de wereld liet bezorgen.
Het ging om 16.000 handgeschreven berichten die contactpersonen van de Fuggers opstelden en naar Augsburg stuurden. De Fuggers wilden weten wat er in de wereld aan politieke, kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen gaande was om er hun financiële beleid op af te stemmen.
Zo lieten zij zich bijvoorbeeld zorgvuldig voorlichten over het wel en wee van de Spaanse Armada, hetgeen ook voor hun belangen in de Nederlanden van belang bleek. Echter, zo concludeert Bauer, de Fuggers wilden al deze dingen ook weten om in hun sociale netwerk steeds iets nieuws te kunnen vertellen. Zo heeft ieder een eigen bedoeling met ”bij de tijd blijven”.
Dat geldt ook historici, je zou hen de journalisten van het verleden kunnen noemen. Ook zij hebben een bedoeling met hun berichten. Een goed voorbeeld daarvan is Karl von Hase (1800-1890), die geldt als de belangrijkste Duitse kerkhistoricus van de negentiende eeuw. De Duitse theologe Magdalena Herbst wijdde haar dissertatie aan het leven en werk van Von Hase en toont zo hoe invloedrijk de boeken van hem waren, zeker als zij als handboek aan studenten werden voorgeschreven. Studenten (en dus toekomstige predikanten, politici en wetenschappers) kregen de kerkgeschiedenis dus te zien door de ogen van Von Hase, zodat in veel gevallen zijn beeld hun beeld werd.
Daar is op zich niets verkeerds aan, omdat dit voor elk handboek geldt. Maar het boek van Herbst laat maar weer eens zien hoe betrekkelijk de objectiviteit en de volledigheid van handboeken zijn, en dat men iets niet meteen moet geloven alleen omdat een wetenschapper het zegt. Overeind blijft intussen de indrukwekkende werkkracht van Von Hase en de mooie dingen die hij vond en even mooi wist te beschrijven.
Protestanten
In de loop van de tijd ontstaan e rallerlei begrippen die een bepaald beeld oproepen. Dat beeld kan negatief of positief zijn, maar heeft in beide gevallen invloed. De vraag is of die beelden kloppen en waar die begrippen vandaan komen. Interessant is in dit verband de studie van de Duitse historicus Christian Volkmar Witt, die onderzoek deed naar oorsprong en gebruik van het begrip ”protestanten”. Conclusie van zijn onderzoek is dat het begrip teruggaat op de protestactie van Duitse vorsten in 1529 tegen het antihervormingsbeleid van de keizer. Aanvankelijk werd het door luthersen en gereformeerden als strijdbegrip tegenover de Rooms-Katholieke Kerk gehanteerd, maar in de tweede helft van de zestiende eeuw werd het vooral door gereformeerden gebruikt om hun verbondenheid met de lutherse traditie te laten uitkomen, mede om zo politiek sterker te staan. Het woord ”protestants” is in die zin dus irenisch en oecumenisch bedoeld.
Evangelisch
Toch hebben diezelfde gereformeerden zich met evenveel gemak ook ”evangelisch” genoemd en hadden daar zelfs een voorkeur voor, zoals duidelijk wordt uit de bundel die onder redactie van Klaus Tanner verscheen en over ”constructies van geschiedenis” gaat. Met name van lutherse zijde werd bij de jubilea van de Reformatie (1617, 1717 enzovoort) het beeld van een lutherse Luther zo sterk neergezet, dat tegelijk duidelijk moest worden dat de calvinisten van Luther waren afgeweken en daarom verdacht waren. Van gereformeerde zijde werd toen gezegd dat protestanten zich niet luthers of calvinistisch, maar naar de kern van de reformatorische zaak evangelisch zouden moeten noemen.
In Duitsland heeft men daar ten slotte ook voor gekozen en ontstond in 1945 de Evanglische Kirche Deutschland. In Nederland echter denkt men bij evangelisch niet direct aan gereformeerd of reformatorisch. Misschien is het wel hoog tijd geworden met elkaar eens goed na te denken over de vraag of hoe wij heten ook past bij wie wij zijn.
”Das Buch der Zeit”, Adam Hart-Davis; uitg. Primus Verlag, Darmstadt; ISBN 978 3 86312 014 6; 256 blz.; € 29,90; ”Philosophie der Geschichte”, Alexander Demandt; uitg. Böhlau Verlag, Keulen; ISBN 978 3 412 20757 1; 438 blz.; € 34,90; ”Zeitungen vor der Zeitung”, Oswald Bauer; uitg. Akademie Verlag, Berlijn; ISBN 978 3 05 005158 1; 436 blz.; € 89,90; ”Karl von Hase als Kirchenhistoriker”, Magdalena Herbst; uitg. Mohr Siebeck, Tübingen; ISBN 978 3 16 150956 8; 534 blz.; € 114,-; ”Protestanten”, Christian Volkmar Witt; uitg. Mohr Siebeck, Tübingen; ISBN 978 3 16 150951 3; 310 blz.; € 84,-; ”Konstruktion von Geschichte”, Klaus Tanner; uitg. Evangelische Verlagsanstalt, Leipzig; ISBN 978 3 374 02811 5; 378 blz.; € 48,-.