Sigarentheologie
Wijlen de bekende Trouwjournalist Bert Klei had een ”onderste plank” met curieuze (levens)verhalen, waarin hij van tijd tot tijd inspiratie vond voor zijn al even curieuze stukjes in z’n krant.
Ik heb ook zo’n plank. Uit een verscholen hoekje kwam een ”Domineespocket” tevoorschijn, in 1964 uitgegeven door ”Het Wit-Blauwe Kruis”. Het is een verzameling artikeltjes, die ds. W. Wilman (1906-1974) ooit schreef in het hervormde kerkblad De Kerkklok van Oudeschoot, waar hij van 1946 tot 1972 predikant was. De pastor putte uit zijn pastorale ervaringen – al of niet gefingeerd. Hij liet de leden van de gemeenten, alsook haar voorgangers, in al hun aardigheden en eigenaardigheden lichtvoetig de revue passeren, zoals ds. H. J. de Groot (1872-1941) dat deed in zijn ”Schaap en bok in één hok”.
Zo schonk ds. Wilman aandacht aan ”dominee Noach” (naar aanleiding van 2 Petrus 2:5). Hij richtte zich op de ”arkgemeente” die uit alle soorten vee bestond. Hoe kon Noach daar de wind onder houden: stotende ossen, stekelige egels, zich in bochten wringende slangen, ongelikte beren, domme ezels, napratende papegaaien. De gladde aaltjes en de krokodillen met hun bijbehorende tranen hadden wat hem betreft de ark niet hoeven binnen te gaan. Maar de meeste last zou hij wel gehad hebben van de reine dieren, aan wie niets mankeert. Noach hield ze echter wel allemaal binnenboord, hij werkte er niet een naar buiten.
Over lastposten schreef ds. Wilman een aparte bijdrage. Jantje Braafheid, die niet anders deed dan haar deugden tentoonspreiden. Aan haar viel niets meer te verbeteren. Jurjen Kankerpiet: commentaar overbodig. Anne Domsma, een domoor tegen wie men als tegen de bierekaai vecht. Gerrit Stijfheid, die de kerk voorbij fietste omdat hij twintig jaar geleden iets met de dominee had. Sibbeltje Vroeger, die van oordeel was dat het in vervlogen tijden allemaal beter was. En Wiebe Behoefte, die alleen naar de kerk kwam als hij daar behoefte aan had en niet tot de sleurmensen wilde behoren. Maar boven de lijst met lastposten schreef de pastor: ”De liefde overwint alles”.
Aan één soort leden en dominees besteedde ds. Wilman speciale aandacht. Wat de leden betreft doelde hij op mensen die een sigarenkist klaar hadden staan als de dominee kwam. Om hem te paaien of om hem de mond te snoeren. Hij gispte echter ook eerwaarde heren die bij binnenkomst direct vroegen: „Eerst maar koffie en een sigaar?”
Rondom de sigaar was, naar het speelse oordeel van ds. Wilman, een hele theologie te weven. Dominees van de Gereformeerde Bond lieten de sigaar naar beneden hangen, middenorthodoxen staken hem recht vooruit en vrijzinnigen staken hem „hups omhoog.”
De sigaar ademt „rust en vergenoegdheid”, schreef hij. Het verhaal gaat dat naarmate de dominee zwaarder is ook zijn sigaren zwaarder zijn. Ds. Willem Vroegindeweij –lichamelijk zwaar, maar dan ook alleen lichamelijk– stak ooit een forse sigaar op en ging er rustig bij zitten toen zijn catechisanten in Huizen niet tot rust te brengen waren. Pas toen de sigaar geheel tot as was vergaan, zei hij: „Zo jongens, nu gaan we beginnen.” De catechisatietijd ging toen pas in. Weifelende chauffeurs en weifelende dominees veroorzaken de meeste botsingen, stelde ds. Wilman. Met zijn sigaar bracht Vroegindeweij rust onder het jeugdige vissersvolkje, zonder dat het tot botsingen leidde. Een leermoment voor de sigarentheologie: de sigaar als krachtig tuchtmiddel.