Moderne literatuur is als een donker bos
Leerlingen maken in het voortgezet onderwijs kennis met moderne literatuur. „Je laat hen nadenken over de vraag: hoe sta jij daar nu in?”
Ze zijn alle drie actief betrokken bij het literatuuronderwijs. Marlies Kunst (23) geeft Nederlands op de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen. Ze is afgestudeerd als orthopedagoog, is in opleiding voor docent en woont in Utrecht. Egbert Slagboom (45) geeft Nederlands op het Driestar College in Gouda en woont in Katwijk. Arie van Groningen (58) begon als onderwijzer in Nieuw-Lekkerland, waar hij nog steeds woont. Hij gaf twintig jaar Nederlands in het voortgezet onderwijs en werd in 2002 onderwijsadviseur bij Driestar Educatief. Van Groningen is projectleider van de methode ”Literatuur in zicht” voor havo en vwo. Deze methode verscheen in 2008 en wordt door tien scholen gebruikt.
Op welke manier komen leerlingen in aanraking met moderne literatuur?
Slagboom: „Het vmbo heeft bij ons geen literatuurmethode. Wel is er in de examenklas een lijstje van zes titels waarop de leerlingen mondeling bevraagd worden. Dat mag ook jeugdliteratuur zijn. Mogelijk dat de eisen qua kwantiteit en kwaliteit binnenkort hoger worden. In ieder geval lezen ze in de onderbouw nu al drie boeken per jaar. Ik weet nog wel dat op de vroegere mavo van de Driestar de literatuurgeschiedenis in grote lijnen werd behandeld, en dat er voor een lijst werd gelezen.”
Kunst: „Bij ons op het vmbo moeten de leerlingen elk jaar twee boekverslagen maken. Daar worden ze wel bij geholpen, maar ze moeten in elk geval lezen. In de onderbouw draaien we proef met het project ”vrij lezen”. Ze mogen dan zelf een boek kiezen, ook een jeugdboek van Jan Terlouw of Thea Beckman. We willen stimuleren dat ze die leeskilometers maken.”
Van Groningen: „Je ziet dat het stimuleren van lezen hoofddoel is geworden. Tegelijk is het aanbod verbreed tot jeugdliteratuur en vertaalde literatuur. Terwijl leerlingen vroeger in het mavo-concept ook nog wel iets uit de middeleeuwen lazen, of een gedichtenbundel van niveau.”
Wat moet er op de havo en het vwo gebeuren?
Kunst: „Voor de havo- en vwo-bovenbouw hebben we een uitgebreide lijst van volwassenenliteratuur die steeds wordt geactualiseerd. Op de havo moeten de leerlingen acht boeken lezen, op het vwo twaalf.” Slagboom: „Bij ons moeten ze op het vwo achttien boeken lezen, op de havo twaalf.” Kunst: „Nu is het wel zo dat we klassikaal bijvoorbeeld ”Karel ende Elegast” lezen. Die mogen ze dan niet meer voor hun mondeling lezen. En we zijn bezig met het boekje ”Haman” van Revius, dat bespreken we ook klassikaal. Die twee titels komen er dus bij.”
Zijn de literatuurlijsten van de scholen grotendeels hetzelfde?
Van Groningen: „De verschillen zijn niet heel groot, maar je ziet ze wel. Vaak is het zo dat confronterende of provocerende boeken, zoals van Hermans, toch een goed beeld geven van het moderne levensgevoel. Onder begeleiding kunnen ze dan worden gelezen. Maar iedereen houdt een grens aan. Ik zie nergens op de lijst boeken van Jan Wolkers of Gerard Reve.”
Slagboom: „Ik zie toch wel steeds dezelfde boeken op de lijsten. Titels waarover wij twijfelen, staan er bij de Gomarus Scholengemeenschap of het Van Lodenstein College niet op en komen er bij ons ook niet op.”
Kunst: „Bij ons is de literatuurlijst geen ‘moet-lijst’, maar een advieslijst. Leerlingen komen ook zelf met boeken. Als het even kan probeer ik daar toestemming voor te geven, omdat ze dan meer gemotiveerd zijn om te lezen.”
Hoe enthousiast zijn leerlingen over het lezen?
Kunst: „Ik merk dat veel leerlingen moeite hebben met het lezen van literatuur. Door gewone jeugdliteratuur komen ze nog wel heen. Maar als ze in literatuur beginnen te lezen en dan niet alles begrijpen, roept dat frustratie op. Over het boek ”Ik verbind u door” van Vonne van der Meer zeggen ze: ik snap er niks van. Terwijl dat goed leesbaar is.”
Slagboom: „Als je de literatuurgeschiedenis behandelt, bijvoorbeeld de renaissance, merk je dat ook. Leerlingen stuiten op problemen, ook in het vwo. Maar je ziet ook leerlingen die van literatuur genieten. Wij hebben een systeem dat ze iedere maand, vanaf de vierde, een boek moeten lezen en daarover een stukje moeten inleveren.”
Kunst: „Wij stimuleren leerlingen om te lezen door tijdens de les titels aan te bevelen. Maar we leggen de verantwoordelijkheid bij de leerling: dit is de lijst, dan en dan heb je je mondeling, en dit zijn de eisen voor het boekverslag. De informatie voor het verslag mogen ze uit bronnen halen, maar de citatenopdracht moeten ze echt zelf doen. Ze moeten dan rond diverse thema’s –bijvoorbeeld: Hoe wordt in het boek gesproken over God en geloof?– citaten vinden in de roman.”
Hoe is de verdeling literatuur-christelijke literatuur?
Van Groningen: „Het is lastig om te spreken over christelijke literatuur. Je kunt wel spreken over schrijvers die vanuit een christelijke levensbeschouwing een boek maken, en de boodschap integreren in de karakters en het verhaal. De schrijver heeft dan een duidelijke visie op de mens en op de wereld, zonder kant-en-klare antwoorden te geven. En de vraag naar de zin van het leven en het godsbestuur komt op een of andere manier terug.”
Vonne van der Meer staat in de top 15 van het CLO. Mogelijk zijn sommige ouders toch niet blij met haar boeken.
Slagboom: „Als ouders zelf belezen zijn, hebben ze een milder oordeel over het lezen van literatuur.” Kunst: „Het heeft ook te maken met hoe je als ouders in de opvoeding staat. Wil je je kind voor alles beschermen, of wil je het leren omgaan met de wereld? Slagboom: „Ik vind dat je niet voor de veilige weg mag kiezen. Je bent er niet om de leerlingen in de box te houden, maar je laat hen nadenken over de vraag: Hoe sta jij daar nu in?”
Hoe ver ga je daarin?
Slagboom: „Wat expliciet blasfemisch of vulgair is, laat je liggen. Als je moderne literatuur beschouwt als een donker bos, kun je ook meer aan de randen lopen. Maar je zult er wel een stukje in moeten. Dat is toch anders dan 25 jaar geleden. De jongeren leven nu midden in deze wereld, veel meer dan toen wij jong waren.”
Wat hoort dan bij de rand van het donkere bos, wat niet meer?
Van Groningen: „De thematiek van de requiemroman ”Tonio” van A. F. Th. van der Heijden is aangrijpend. En de thematiek is psychologisch goed uitgesponnen: wat doet het met ouders als ze hun kind verliezen? Toch aarzel ik: er wordt voluit in gevloekt. Het is wel anders dan bij een Grunberg en Giphart, die echt midden in het bos zitten. Daar hoef je niet te zijn.
Toerusten kun je op verschillende manieren doen. In onze methode ontsluiten we ook de oude bronnen: Cats, Revius, de psalmberijmingen, thema’s die in andere methodes niet aan de orde komen.”
Zeggen jullie tegen de leerlingen: de helft van de boeken die je leest moet christelijk zijn?
Slagboom: „Wij hebben sinds twee jaar onderscheid gemaakt tussen christelijke en niet-christelijke schrijvers in de periode na 1940. We kwamen nogal eens tegen dat leerlingen alleen IJmker, Van der Meer, Verboom en Witvliet lazen. Dan hadden ze niets gelezen van Hermans of Haasse. Dat kan natuurlijk niet.” Kunst: „Bij ons is er geen eis dat je christelijke literatuur moet lezen, wel dat je ten minste één zo’n existentialistisch boek moet lezen, bijvoorbeeld van W. F. Hermans of Maarten ’t Hart.”
Krijgen jullie weleens reacties van leerlingen of ouders dat boeken hun tegenstaan?
Kunst: „Ik heb nog geen ouders hierover aan de telefoon gehad. Wel vragen leerlingen soms: Waarom staat dit boek op de lijst, want er wordt in gevloekt, hoe kan dat? Dat vind ik een mooie gelegenheid om uit te leggen dat we ze deze boeken laten lezen om kritisch te leren kijken naar de moderne samenleving.” Slagboom: „Ook al heb je een boek behandeld, leerlingen blijven het vaak toch nog lastig vinden het te duiden. Ik krijg reacties als: er wordt een moord in beschreven, dus het is geen christelijk boek. Ze snappen niet altijd hoe de schrijver iets bedoelt.”
Kunst: „Misschien vergelijken ze het ook wel met thuis als er een film wordt gekeken. Als er in de film wordt gevloekt, wordt de film in veel gezinnen gestopt. Terwijl je in boeken de vloek wel leest. Waarom mag het dan wel?” Slagboom: „Dat is een interessant onderwerp: boekverfilmingen.”
Een nog braakliggend terrein?
Van Groningen: „Vandaag de dag wordt bijna elk boek dat er een beetje toe doet verfilmd. Leerlingen kijken vaak eerst de film. Wij hebben als uitgangspunt voor onze methode genomen dat leerlingen worden gestimuleerd om te lezen en dat ze hun eigen beleving van het verhaal belangrijk leren vinden. Wel gebruiken we af en toe fragmenten of links om dingen aan te tonen.”
Kunst: „Als ik op school zeg: ”Sonny Boy” van Annejet van der Zijl is een boeiend boek om te lezen voor je lijst, dan reageert een leerling: O ja, leuk, daar heb ik de film van gezien.”
Slagboom: „De boekverfilming is een aandachtspunt. Het gaat allemaal zo hard. ”Dorsvloer vol confetti” van Franca Treur gaat nu verfilmd worden. Je kunt er niet omheen, ook al blijft je hoofddoelstelling dat het lezen moet worden gestimuleerd. Maar laten we niet wegkijken.”
Geen softe boeken
Lia Hoogendoorn uit Dordrecht is nauw betrokken bij het lezen voor de lijst van haar zoon Diederik (15), die vmbo 4 gt op de Marnix in Dordrecht doet. „Vorig jaar moest hij drie boeken jeugdliteratuur lezen, dit jaar vier boeken volwassenenliteratuur.”
Haar kinderen –ze heeft drie zoons– lazen altijd graag, maar in de pubertijd komt daar niet zo veel meer van. Vandaar dat Hoogendoorn er bovenop zit dat Diederik op tijd boeken kiest en leest. „Hij moet er ook een verslag van maken en een opdracht bij doen. Dat helpt erg. Maar je moet het wel goed plannen.”
Op internet staat een lijst waaruit de leerlingen kunnen kiezen. De enige richtlijn is verder dat er één boek van vóór 1800 bij moet zitten. Dat is bij Diederik ”Karel ende Elegast” geworden. Van Guurtje Leguijt las hij de roman ”Niemandsland”. Op de planning staat ”Het bittere kruid” van Marga Minco. Het vierde moet hij nog kiezen.
Hoogendoorn zegt dat vier boeken in een jaar goed te doen is voor een vmbo’er. Meer hoeft ook niet van haar. „Op de havo moeten ze veertien boeken lezen. Maar dan zie je dat ze het niet meer kunnen onthouden. Dan schiet het z’n doel voorbij.”
Het lezen van christelijke boeken vindt de ouder „niet zo nodig, omdat ik die vaak zelf niet zo mooi vindt.” Slechte boeken staan volgens haar niet op de lijst. „Dat is keurig geselecteerd. Ik heb liever dat ze echte literatuur lezen van iemand als Marga Minco, dan softe boeken van een christelijke auteur.”
leerling
Geraldine de Korte (18) uit Woudenberg zit in vwo 6 van het Van Lodenstein College in Amersfoort. Voor Nederlands moet ze in totaal achttien boeken lezen, uit verschillende perioden. „Elk boek is een aantal punten waard. Het aantal hangt af van de moeilijkheidsgraad van een boek. Het minimumaantal punten dat je moet lezen in drie jaar, is 55.” In vwo 4 kregen de leerlingen een lijst waaruit ze mogen kiezen. Voorwaarde is dat zes titels uit de periode vóór 1880 komen en vier boeken uit de periode 1880-1945, waaronder één protestants-christelijke roman.
Geraldine leest niet alle boeken voor haar plezier. „Vooral de boeken uit de middeleeuwen en renaissance hebben vaak een lastig taalgebruik met ouderwetse woorden. Dat leest niet zo makkelijk. Achttien boeken is op zich niet heel veel, maar bij saaie boeken heb ik niet altijd zo veel zin om ze te lezen.” Toch ervaart ze het niet als onzinnig. „Het is juist goed om te weten wat voor soort boeken er in diverse periodes werden geschreven en welke schrijvers belangrijk waren voor een bepaalde periode.”
Op de lijst staan ook boeken van Hermans, Wolkers en ’t Hart, maar het is niet verplicht ze te lezen. Uit christelijke hoek las Geraldine ”De levensroman van Johannes Post” van Anne de Vries en ”De rugzak” van Joke Verweerd. „Het boek van Anne de Vries leek me mooi omdat het een erg bekend boek is en ik al diverse andere werken van deze schrijver had gelezen. Uit ”De rugzak” had ik al eens een gedeelte gehoord en de schrijfstijl van Joke Verweerd sprak me wel aan.”