Stoffen kan niet in Veenendaals privémuseum
VEENENDAAL – Bij de voordeur hangt een uithangbord met het wapen van Veenendaal erop. Verder lijkt er niets bijzonders aan de hand met het huis van Hans Wegen. Tot je de trap naar de zolder betreedt.
Veenendaler Hans Wegen heeft de bovenste verdieping van zijn huis aan de P. H. van Rijnstraat compleet ingericht als museum. Zelfs op de treden van de trap staan allerlei spullen uitgestald.
Vlaggetjes, petten, glazen, sigarenkistjes, Delfts blauwe borden die arbeiders cadeau kregen als ze 25, 40 of 50 jaar bij de Veense Ritmeestersigarenfabriek werkten, de asbakken in de vorm van een auto die ze ontvingen bij het behalen van het rijbewijs; ze krijgen allemaal een plekje op Wegens zolder. „Als er maar een duidelijke link is met Veenendaal.”
Inmiddels heeft hij tussen de 3800 en de 4000 items verzameld. „En dan heb ik ook nog een hele bibliotheek: zo’n 400 boeken die te maken hebben met Veenendaal en ordners met 800 ansichtkaarten.“
Doordat er in Veenendaal zo veel kerken en scholen zijn, is er heel wat te verzamelen over het dorp, aldus Wegen. „Wanneer scholen of verenigingen van een kerk zoveel jaar bestaan, willen ze natuurlijk allemaal een boekwerkje uitgeven.”
De verzamelaar heeft ook oude prekenbundeltjes van predikanten die in Veenendaal hebben gestaan. „Boekjes van dominee Hoedemaker bijvoorbeeld, die zich rond 1900 heeft ingezet om de kinderarbeid af te schaffen. Het was in die tijd nog heel normaal als acht- of negenjarige jongetjes in de fabriek werkten.”
Zo vertellen de verzamelde objecten stuk voor stuk iets over de geschiedenis van Veenendaal. „Als je bijvoorbeeld in de Veenendaalse kranten van vijfig, zestig jaar geleden kijkt, zie je nog telefoonnummers staan van twee cijfers. Dat is toch leuk om te zien?”
Wegen begon zo’n 27 jaar geleden met verzamelen. „Op Koninginnedag kregen de kinderen na het zingen op de markt een zilveren lepeltje. Het jaar erna was het een glas. Eerst kwam dat gewoon in de kast te terecht, maar op een gegeven moment zette ik alles bij elkaar. Toen vond ik het toch wel leuk om ermee verder te gaan.”
Veel van zijn spullen heeft Wegers gekregen van mensen die weten van zijn museum, maar hij neemt niet alles aan wat hem aangeboden wordt. „Objecten moeten wel puur Veenendaals zijn, dus niet van een Duitse firma die zich hier vestigt.” Regelmatig snuffelt hij ook rond op rommelmarkten. „Als ik een blikje of doosje uit een bepaalde serie mis, ga ik wel actief op zoek. Beurzen bezoek ik niet, die vind ik vaak te commercieel.”
Hoewel elke vierkante centimeter van de zolder al benut lijkt, groeit de collectie nog steeds. „Soms komt er iedere week wat bij. Dan moet ik daar weer een plekje voor vinden. Want dingen wegdoen, dat doe je niet als je iets verzamelt.” En de ruimte is beperkt, want van zijn vrouw mag hij alleen de zolder gebruiken voor het museum.
Soms zou Wegen wel een heel gebouw willen hebben, zodat hij alles mooi kan uitstallen. „Stoffen is nu bijvoorbeeld lastig. Als ik een expositie heb in een zorgcentrum of een museum, worden de dingen die meegaan, afgestoft. Anders is het niet te doen. Wat dat betreft zou het handig zijn als je alles wat ruimer kon opstellen. Maar permanent een expositieruimte huren is kostbaar. Dan moet je ook entree gaan vragen.”
Nu kan iedereen die wil een afspraak maken en de collectie gratis bekijken. Er komen zo’n 25 bezoekers per jaar naar zijn museum, schat Wegen. „Het is geopend van 1 oktober tot 1 april, want in de zomer is het er te warm.” Vanwege de beperkte ruimte kunnen er maar twee mensen tegelijk naar binnen. Wegen lacht: „Een keer vroeg iemand of het mogelijk was om met honderd mensen langs te komen. Dat zou natuurlijk nooit passen.”