„Kuise Jozef hoorde bij schoon linnen”
UTRECHT – De Bijbel heeft de Nederlandse cultuur vergaand gestempeld. Een collectie Bijbelschilderijen op doek en gebruiksvoorwerpen in het Museum Catharijneconvent laat dat zien, zegt conservator Tanja Kootte. „Dat de kuise Jozef op een linnenkast staat afgebeeld, verbond men met het schone linnengoed.”
Kootte zal vanavond voor het studium generale van Driestar Educatief in Gouda een lezing verzorgen over Bijbelschilderijen in de zeventiende eeuw. In Museum Catharijneconvent ging de ”J. G. van Oord Jzn.-conservator voor het Nederlands protestantisme” alvast een aantal Bijbelse taferelen langs en lichtte zo het ontstaan van deze kunststroming toe.
Bijbelverhalen waren een geliefd genre in de zestiende en de zeventiende eeuw. Dit thema in de schilderkunst was onderdeel van een brede maatschappelijke stroming om terug te gaan naar de bron, de Bijbel. Het thema is geen exclusieve erfenis van de Reformatie, stelt Kootte. Ze wijst naar een Bijbelschilderij van de Amsterdamse schilder Nicolaes Moeyaert. „Hij was niet alleen zelf rooms-katholiek, maar we zijn er achter gekomen dat een rooms-katholieke familie heeft geposeerd voor de gezichten die hij afbeeldde.”
Voor protestanten, met hun Beeldenstorm van 1566 en een strikte kunstopvatting van Zwingli en Calvijn, was het afbeelden van Bijbelse figuren niet onoverkomelijk. „Calvijn was vooral tegen beelden en voorstellingen in de kerk. Hij had geen bezwaar tegen voorstellingen van Bijbelverhalen om eraan herinnerd te blijven.”
Een enkele „strengcalvinistische” schilder als Jan Victors, een leerling van Rembrandt, gebruikte voor zijn Bijbelschilderijen alleen oudtestamentische verhalen. „Het verbeelden van taferelen uit het Nieuwe Testament was lastiger, omdat men dan Jezus moest afbeelden. Maar we weten niet zeker of hij dat ooit gedaan heeft. Schilders dienden in die tijd hun broodheren. Het is goed mogelijk dat er ooit een schilderij opduikt dat een andere kant van Victors laat zien.”
Emotie
De Bijbelschilderijen van de late middeleeuwen verwezen vaak naar Jezus. De drie dagen dat Jozef in de put zat, verwees naar Jezus’ begrafenis. Dat Jozef als slaaf werd verkocht, leek op Judas’ loon voor het aanbrengen van Jezus. „Vanaf de zestiende eeuw kreeg het Bijbelverhaal een zelfstandige functie.”
Daarmee maakte de verstilde devotie plaats voor emotie die vaak van de voorstelling afspat. Op een schilderij van de doopsgezinde Lambert Jacobsz steekt Jakob in wanhoop de armen in de lucht en kijkt hij vol ontzetting naar de gekleurde mantel die zijn zonen hem brengen. „In de zeventiende eeuw ging men steeds vaker het moment suprème schilderen. Enkele decennia eerder kozen schilders niet alleen voor het hoogtepunt van het verhaal, maar schilderden ze ook de afloop, als in een soort stripverhaal.”
De schilderijen brachten de Bijbelverhalen weer in herinnering. Schilders kozen overigens voor een natuurlijke weergave. „Figuren als Potifars vrouw of Bathseba gaven schilders de mogelijkheid om gelegitimeerd bloot te schilderen. Later heeft iemand als dichter Jacob Cats daar wel voor gewaarschuwd.”
Vereenzelvigen
Bijbelkunst behoorde in de zeventiende eeuw tot de persoonlijke bezittingen. De schilderijen werden thuis opgehangen, niet in een kerk. De opdrachtgevers lieten bekende personen of gebouwen terugkeren op de voorstelling. Zo werd op een schilderij van Werner van de Valckert, met de familie van de schatrijke Michiel Poppen erop, de Amsterdamse Zuiderkerk als achtergrond genomen. Die kerk was het eerste voor protestantse geloof gebouwde Godshuis in Amsterdam.
De schilder vereeuwigde de opdrachtgever vaak op schilderijen, niet alleen in een bijrol, maar ook in een Bijbelse persoon als Mozes. „Dat vind ik echt interessant: waarom vereenzelvigden deze mensen zich op deze manier met Bijbelverhalen? Daar zijn theorieën over in de omloop, maar voorlopig zijn we er nog niet over uitgedacht.”
Zo schilderde Van de Valckert de familie Poppen rond Jezus Die de kinderen zegende. De gedetailleerde koppen met zestiende-eeuwse kragen deden al snel vermoeden dat die naar het leven waren geschilderd. „Zie je de kinderen om Jezus? Het echtpaar kreeg negen kinderen, van er vijf jong stierven. De schilder heeft die ook afgebeeld, dicht bij Jezus. Dat vind ik mooi.”
Bijbelvoorstellingen bleven tot in de negentiende eeuw populair, maar de peperdure doeken werden niet meer gemaakt na de zeventiende eeuw. Bijbelse voorstellingen op huisraad zoals kasten en wiegen, op gebruiksvoorwerpen zoals tabaksdozen of bij feestelijke voorwerpen zoals huwelijkspenningen doen vermoeden dat de Bijbel sterk in de samenleving was verankerd. In 2014 hoopt het museum een omvangrijke tentoonstelling te houden over de grote rol van Bijbelverhalen in de maatschappij. Kootte wijst op een Amelander bedbankje, een houten opstapje met daarop de vijf wijze en de vijf dwaze maagden. „Voordat je in bed stapte, werd je eraan herinnerd: „Waakt, want de Bruidegom komt.””