Wim Hazeu corrigeert beeld Marten Toonder in biografie
Een Zwitser wilde Nederlands leren spreken en deed dat met de verhalen over Ollie B. Bommel van Marten Toonder. Wammes Waggel zou dat natuurlijk „enigjes” hebben gevonden, maar in Nederland ging dat toch niet vanzelf.
Toen de persoon voor haar „teer gestel” bij de huisarts kwam, maande zij deze het „denkraam” wat verder open te zetten. Tja, wat wil je, Bommel is een heer, en die spreekt van de morgenstond tot het late avondrood plechtstatige taal.
Toonder zelf heeft het waarschijnlijk prachtig gevonden om te zien dat zijn werk zo tot lering strekte. Niet voor niets raadpleegde hij zowel woordenboeken als de Statenbijbel op zijn speurtocht naar archaïsche sprokkelwoorden.
Voor het eerst sinds de dood van Toonder in 2005 is er nu een officiële biografie van de schrijver-tekenaar. Zelf had hij vanaf eind jaren tachtig wel enkele delen van een versie laten verschijnen, maar die bevatten nogal wat zogeheten „verhaaltechnische vrijheden.” Niet alles wat daarin staat, is ook echt zo gebeurd. Wim Hazeu geeft in ”Marten Toonder” enkele voorbeelden daarvan. Zo blijkt meneer achteraf een grotere verzetsheld dan hij tijdens de oorlog werkelijk was. De biograaf veroordeelt Toonder nergens om deze opleukingen, maar constateert ze wel.
De basis van zijn zakelijke succes legde Toonder eigenlijk in de oorlog. Dagblad De Telegraaf werd een belangrijke afnemer van tekststrips. Die vorm was toen erg in opkomst, hoewel ook werd gezegd dat deze de leesluiheid bevorderde.
Zo werd in 1941 Olivier B. Bommel geboren. Netjes gezegd was de heer van Bommelstein een neefje van Winnie the Pooh, maar ach, wie maalt erom? Bommel en Tom Poes werden een groot succes. In 1943 verdubbelde het tarief, nadat de bezetter had vastgesteld dat Toonder zuiver op de graat was en de auteur ook tot de Kultuurkamer was toegetreden. Let wel: dezelfde krant noemde de Duitsers vrienden en verwelkomde de Jodenster.
Toonder deed niet alles zelf. Aanvankelijk was zijn tekenstijl ook niet erg sterk. Het bedenken van verhaallijnen en het uitwerken gebeurde in de Toonder Studio’s door verschillende mensen, evenals het schetsen met potlood en het later inkten van de tekeningen.
Met deze werkwijze is natuurlijk nooit vast te stellen wie waarvoor de eer moet krijgen. Maar Toonder wist het wel. Als hij van het begin tot het eind aan één principe heeft vastgehouden is het dat híj de auteursrechten bezat. Door de jaren heen zijn heel wat schrijvers en tekenaars teleurgesteld vertrokken, omdat ze geen waardering kregen voor hun werk. Veelzeggend voor de schepper van een „heer van stand” die graag „in stilte goed doet.” Als zakenman was hij hard, als directeur niet erg hartelijk en als vader al helemaal niet.
Vanaf 1965 werkte hij grotendeels vanuit Ierland. Hij hield van de eilanden daar vanwege hun ongerepte natuur en scheefgezakte huisjes. Dat is helemaal herkenbaar.
Na de dood van zijn vrouw Phiny, enkele andere relaties en grote spanningen met zijn kinderen over stoffelijke zaken probeerde Toonder in 2001 met pillen het leven te verlaten. Dat mislukte, maar het illustreerde wel zijn drang tot zelfbeschikking, ook over het leven. Via zijn moeder had hij wel wat resten van een hervormde opvoeding meegekregen, maar al vroeg toonde hij belangstelling voor spiritisten en handlezers. En dat is tot de laatste dag zo gebleven. Blijft de vraag of Toonder inderdaad tot de grootste schrijvers van de naoorlogse tijd hoort. Als daarbij meetelt dat je alle leeftijden tussen acht en tachtig weet te boeien, scoort Toonder hoog, als je begrijpt wat ik bedoel.
Boekgegevens
”Marten Toonder”, Wim Hazeu; uitg. De Bezige Bij; Amsterdam 2012; ISBN 978 90 234 7318 3; 735 blz.; € 29,90.