Radio
Het nieuwsoverzicht op de radio. Zittend achter het stuur van mijn auto, in een groeiende file, lijkt het mij zinvol dat aan te horen. Er is een sporter aan het woord die onlangs een wedstrijd won. Of hij vooraf dacht te zullen winnen, vraagt de interviewer. Hij schatte de kans erg groot, vrijwel zeker, zegt de sporter. Ja, achteraf gezien kun je dat mooi zeggen. Lijk je nog meer winnaar als je beweert van tevoren al te weten dat je het zou halen. Anders doe je niet eens mee, toch? Zinloze vraag, nietszeggend antwoord.
De volgende voor de hand liggende vraag is of hij tijdens de wedstrijd toch niet een moment had dat hij dacht het niet te zullen halen. En ja hoor, bij de op een na laatste bocht had hij werkelijk een dipje. Niet meer dan dat, het werd snel overwonnen, hij voelde nieuwe energie en wist ook nog eens een persoonlijk record te breken. Waarom hoor ik nu niet dat hij zich realiseerde te kunnen struikelen, dat hij uit de bocht had kunnen vliegen of het af had moeten leggen tegen iemand anders die ook zeker wist te zullen winnen? Anders is het toch geen wedstrijd meer in de letterlijke zin van het woord. Gelukkig duurt dit gesprek niet lang, er wordt namelijk niets gezegd waar de luisteraar iets aan heeft.
Er volgt een zinvoller onderwerp. Over de verlofregeling voor een tbs-gestelde, naar aanleiding van een uit de hand gelopen verlof waarbij geweld werd gepleegd. Er is een deskundige ingeschakeld en de vraag aan hem luidt of dat niet moet worden afgeschaft, dat verlof, om ernstige incidenten te voorkomen. De deskundige blijkt vooral expert in het lopen op eieren, zich bewust van het feit dat heel Nederland hem kan horen. Om te beginnen herhaalt hij elke vraag van de interviewer, een truc die hem ruimschoots de tijd geeft om over een antwoord na te denken maar een tikje stupide overkomt. Daarna geeft hij antwoorden waarin het ”enerzijds, anderzijds” en ”dat zou ik toch willen nuanceren” de overhand hebben. Als de interviewer er terecht opuit is om hem wat kernachtige uitspraken te ontlokken, reageert de man met: „Dat hoort u mij niet op die manier zeggen.” Het ergste is dat hij al zijn enerzijds-anderzijdszinnen ook nog eens herhaalt, voorafgegaan door het woord ”nogmaals’. Alsof de luisteraar verondersteld wordt over niet al te veel intellectuele vermogens te beschikken. „Ik wil weten wat uw mening is”, roep ik. Na drie keer nogmaals bedenk ik dat het in ieder geval geen optie is om de papieren krant op termijn te vervangen door de radio. Ik merk dat ik als gevolg van groeiende ergernis niet alleen hardop praat, maar tevens de neiging krijg dit nu te gaan afreageren op het wegdek.
De klassieke zender, Beethoven. Eindelijk iets briljants.