„Maak ceremonie van verstrekken paspoort”
Directeur P. Schnabel van het Sociaal-Cultureel Planbureau wil dat van de overhandiging van paspoorten aan nieuwkomers een ceremonie wordt gemaakt. Dat heeft een symbolische en vooral een psychologische waarde.
Schnabel zei dat vrijdag voor de commissie Onderzoek Integratiebeleid, waar hij de laatste gast was op het Binnenhof.
Nu is de verstrekking een administratieve handeling. „Met een ceremonie beseffen mensen beter dat het paspoort een waardevol en persoonlijk document is, waar ze trots op kunnen zijn. Het geeft aan dat we blij zijn dat ze er zijn en dat zij daar zelf ook blij mee zijn. Iedereen wil graag bij een groep horen”, aldus Schnabel.
Hij vindt dat Nederlanders zelf, ten onrechte, vaak te achteloos omgaan met hun identiteit. „Ook de Duitsers worstelen ermee, maar dat komt door hun oorlogsverleden. In Frankrijk, Spanje en Italië is het trotse gevoel beter ontwikkeld en nieuwkomers voelen zich dan ook trots dat ze erbij gaan horen en kunnen bijdragen aan dat land.”
Schnabel vindt dat Nederland in het verleden te laconiek is geweest en niet genoeg druk heeft gezet achter de aanbeveling om de Nederlandse taal te leren. „De overheid twijfelde en was voorzichtig, uit angst fouten te maken. En het was een nieuw terrein, waar nog geen instrumenten bestonden om te sturen.” Volgens hem moeten migranten zich in hun publieke functioneren aanpassen, maar kunnen zij verder wel hun geloof of tradities bewaren. Hij kreeg hierop destijds veel kritiek van minderheden.
A. Aboutaleb, voormalig directeur van het instituut voor multiculturele ontwikkeling Forum, vond dat de overheid geen concrete doelstelling had en het beleid daarom ook niet is te onderzoeken. „De overheid en bedrijven waren fout door in de jaren zestig alleen een eenzijdige, laagopgeleide groep naar Nederland te halen. „Maar het is de fout van migranten zelf dat ze niet in zichzelf investeerden toen bleek dat ze hier bleven.”
Volgens hem was er pas sinds begin jaren negentig een integratiebeleid. Voor die tijd was het beleid gericht op een gelijke rechtspositie voor allochtonen. „Als je achterloopt met je rechtspositie, dan denk je niet aan integratie, dan zorg je dat je net zo veel rechten krijgt als de rest”, zei Aboutaleb.
De grootste belemmering voor de integratie was volgens hem dat er steeds meer mensen bij kwamen. „Immigratie tast integratie en het draagvlak voor de komst van allochtonen aan.” Hij sloot zich aan bij een uitspraak die wijlen Ien Dales deed als minister van Binnenlandse Zaken: „Het is moeilijk soep koken als er steeds koud water bij gegooid wordt.”
Een keerpunt was begin jaren negentig toen een grote stroom asielzoekers aankwam. „Nederlanders dachten toen dat ze onder de voet werden gelopen. Dat is slecht geweest voor de beeldvorming over buitenlanders.” Aboutaleb waarschuwde de commissie voor het trekken van al te negatieve conclusies. Hij vindt het een belediging voor allochtonen, onderwijzers en beleidsmakers om te stellen dat het integratiebeleid is mislukt.
Vanaf maandag trekt de onderzoekscommissie het land door. In Amsterdam, Tilburg, Rotterdam en Deventer gaat ze de meningen van inwoners en lokale bestuurders en andere betrokkenen horen over dertig jaar integratiebeleid.