Opinie

Er is nog wel degelijk ruimte voor gewetensbezwaarde ambtenaar

Ook na de uitspraak van het EHRM (RD 15-1) is er nog wel degelijk ruimte voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren, betoogt mr. Bart Bouter. De overheid moet die ruimte dan wel benutten.

19 January 2013 19:56Gewijzigd op 15 November 2020 01:27
„In Nederland is het debat over de gewetensbezwaarde ambtenaar helaas gepolariseerd door stellingnamen aan beide zijden van het maatschappelijke spectrum.” Foto RD, Henk Visscher
„In Nederland is het debat over de gewetensbezwaarde ambtenaar helaas gepolariseerd door stellingnamen aan beide zijden van het maatschappelijke spectrum.” Foto RD, Henk Visscher

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) deed dinsdag uitspraak in de zaak van mevrouw Ladele. Zij was trouwambtenaar in Engeland en had door haar geloofsovertuiging gewetensbezwaren tegen het registreren van homoseksuele relaties. Deze bezwaren kostten haar uiteindelijk haar baan.

Ladele vond dat haar ontslag in strijd was met onder meer het recht op godsdienstvrijheid. Het EHRM is het echter niet met Ladele eens en oordeelde dat het ontslag van Ladele niet in strijd was met de in artikel 9 EVRM beschermde godsdienstvrijheid.

De uitspraak is in Nederland met gemengde gevoelens ontvangen. Aan de ene kant zijn er bezorgde gelovigen die de uitspraak zien als aantasting van de godsdienstvrijheid. Aan de andere kant is er bijvoorbeeld het COC. Deze belangenorganisatie van homoseksuelen meent dat de uitspraak de weg baant voor het einde van de gewetensbezwaarde trouwambtenaar. Er is over beide standpunten wat te zeggen.

De achterliggende weken plaatste deze krant diverse artikelen over godsdienstvrijheid. Dit naar aanleiding van een essay van de Leidse hoogleraar Paul Cliteur waarin hij de verwachting uitsprak dat de vrijheid van godsdienst sterk van aard zal veranderen.

Toch gaat het te kort door de bocht om de uitspraak van het EHRM in deze zaak te zien als een bevestiging dat de godsdienstvrijheid aan betekenis verliest. Opvallend is namelijk dat het EHRM zijn uitspraak juist begint met het benadrukken van het belang van de godsdienstvrijheid. De vrijheid van geweten en godsdienst is een van de fundamenten van een democratische samenleving en een essentieel onderdeel van de identiteit van gelovigen. De vrijheid om een godsdienstige overtuiging te hebben is volgens het hof absoluut en onvoorwaardelijk.

Voor het EHRM staat ook niet ter discussie dat de weigering van Ladele om homoseksuele stellen te registreren een directe uiting is van haar godsdienstige overtuiging. Dergelijke uitingen kunnen echter beperkt worden als zij botsen met de rechten van anderen. En dat speelde hier.

Opvallend is overigens dat het de eigen collega’s van Ladele waren die de kat de bel aanbonden. Geen homoseksueel stel of homobelangenorganisatie die klaagde dat Ladele discrimineerde door hun relatie niet te willen registreren. De gemeente waar Ladele werkte voerde een beleid dat gericht was op het promoten van gelijke kansen voor iedereen. De mensen die in dienst van de gemeente werken, mochten in hun handelen niet discrimineren. Volgens het EHRM dient dit beleid een legitiem doel en de maatregelen om dit doel te bereiken waren proportioneel. De gemeente mocht dus van Ladele eisen dat zij meewerkte aan het registreren van alle huwelijken.

Twee van de zeven rechters van het EHRM waren het hier niet eens. Zij vonden dat er wel sprake was van schending van de godsdienstvrijheid. In hun afwijkende standpunt, een zogeheten ”dissenting opinion”, zoomen de twee rechters in op het geweten. Het hof had hier meer aandacht aan moeten besteden.

Interessant aan dit afwijkende standpunt is het onderscheid dat de twee rechters maken tussen religieuze voorschriften en voorschriften van het geweten. Religieuze voorschriften zoals ritueel slachten kunnen worden onderworpen aan in de wet genoemde beperkingen. Bij voorschriften van het geweten ligt dat alleen anders. Als iemand echt gewetensbezwaren heeft, dan is de overheid verplicht deze gewetensvrijheid te respecteren. Aan de ene kant door passende maatregelen te nemen die de rechten van de gewetensbezwaarde beschermen en aan de andere kant door zich te onthouden van maatregelen tegen de gewetensbezwaarde.

Dit brengt me bij het COC, dat meent dat nu de weg vrij is om een definitief einde te maken aan de gewetensbezwaarde trouwambtenaar in ons land. Je kunt de uitspraak van het EHRM niet een-op-een overzetten naar ons land omdat die alleen bindend is voor het Verenigd Koninkrijk. Belangrijker is dat het EHRM niet oordeelt dat er geen ruimte is voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren.

In Nederland is het debat over de gewetensbezwaarde ambtenaar helaas gepolariseerd door stellingnamen aan beide zijden van het maatschappelijke spectrum. Dat hoeft niet. Gewetensbezwaarde ambtenaren en gelovigen moeten rekening houden met het gegeven dat er in Nederland mensen zijn met een homoseksuele geaardheid. Daartegenover mag van de mensen die opkomen voor het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht verwacht worden dat zij rekening houden met het gegeven dat er mensen zijn met religieuze opvattingen die anders zijn dan hun eigen opvattingen.

Feitelijk blijft er na deze uitspraak van het EHRM nog wel degelijk ruimte voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren. De overheid van een land moet alleen een keuze maken wat zij met de geboden ruimte wil. Het past binnen de Nederlandse traditie van tolerantie om de ruimte wel te benutten, zodat de gewetensbezwaarde trouwambtenaar zijn plek in de samenleving behoudt.

De auteur is advocaat bij Janssens Den Boef Advocaten in Houten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer