Dr. Huijgen: Heidelbergse Catechismus geeft grond onder de voeten
GOUDA – De theologie van de Heidelbergse Catechismus (HC) geeft grond onder de voeten. „Troost is datgene waaraan je je vastklemt met al wat in je is”, aldus dr. A. Huijgen. „Het is de grond die je onder de voeten hebt in een chaotische wereld, waardoor je vooruit durft te kijken en durft te hopen.”
Dr. Huijgen sprak zaterdag in Gouda op de conferentie ”Heidelbergse Catechismus, gisteren-vandaag-morgen”, georganiseerd door het platform Refo500, de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), de Theologische Universiteit Kampen (TUK), het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam, de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland en Driestar Educatief.
De troost waarover de Heidelbergse Catechismus spreekt, is volgens dr. Huijgen voluit geestelijk. „Maar ze is niet énkel geestelijk. Ik ben niet alleen met mijn ziel het eigendom van Jezus Christus, maar ook met mijn lichaam. Niet enkel in het sterven, aan de randen van het leven, maar ook middenin het volle leven is de enige grond onder de voeten dat ik het eigendom van Jezus Christus ben. De troost is, met andere woorden, allesomvattend.”
Hier slaat de Heidelbergse Catechismus „existentiële tonen” aan, aldus de christelijke gereformeerde predikant uit Genemuiden. „Die vind je zó niet in bijvoorbeeld Calvijns Catechismus van Genève en in de Westminster Kleine Catechismus. Dat existentiële is een hoofdkenmerk van de theologie van de Heidelberger.”
De existentiële toonhoogte is volgehouden door de gehele catechismus heen, zo zei dr. W. van Valstuin, docent aan het Hersteld Hervormd Seminarium aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „De Heidelbergse Catechismus is opgezet vanuit de vraag naar de enige troost in leven en sterven, een uiterst existentiële vraag. Of het nu gaat om het aspect van het kennen van onze zonden, de betekenis van de heilsfeiten, de relatie met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, de functie van de wet of het functioneren van het gebed – in elk aspect komt de spiritualiteit naar voren.”
Dr. Van Vlastuin ging in op de vraag wat een christen in of volgens de Heidelberger beleeft, wat er in de ziel van de gelovige gebeurt. Om zicht te krijgen op de spiritualiteit in de Heidelbergse Catechismus, bracht de hersteld hervormde predikant uit Wezep alle „ervaringswoorden” in het leerboek in kaart. Hij telde 132 „spirituele momenten.” „Als we uitgaan van de 127 vragen en antwoorden van de Heidelberger, is er gemiddeld bij elke vraag wel een spiritueel moment aan te wijzen. Er voltrekt zich nogal wat in de gelovige ziel.”
Dr. Van Vlastuin ontdekte dat er in de Heidelbergse Catechismus tal van noties zijn die te maken hebben met het geloof. „Geloven is kennen, vertrouwen, aannemen, verzekering en eenheid met Christus. In totaal zijn er 52 verwijzingen naar geloofsspiritualiteit in de Heidelberger. Zonder te kwantificeren, kunnen we wel stellen dat dit een aanwijzing is dat het in de Heidelberger gaat om een spiritualiteit van het geloof.”
Dat geloof blijft echter een aangevochten zaak en daarom zijn verzekering en vertroosting ook belangrijke aspecten van de Catechismus. „We worden niet alleen gered dóór Christus maar ook in gemeenschap mét Christus. Door de geestelijke eenheid met Christus gaat het geestelijke leven gepaard met innerlijke ervaring, die samenkomt in de liefde. De liefde tot God blijkt in een radicale gezindheid. Het brengt de christen die ademt in de Heidelberger tot een intense haat van alles wat God haat.”
Het grote conflict waarin de christen zich bevindt, voltrekt zich in zijn eigen hart. Maar de Heidelberger spreekt ook over de vreugde in God. „Terwijl Calvijn terughoudend was om over de vreugde in God te spreken, gebruikt de Heidelberger het om de opstanding van de nieuwe mens te karakteriseren. Het geeft tevens aan dat deze vreugde in God niet beperkt kan worden tot één enkele vraag, maar de hele dienst van God doortrekt.”
De Kampense kerkhistorici prof. dr. E. A. de Boer en prof. dr. F. van der Pol blikten terug op het onstaan van de Heidelbergse Catechismus en de komst van dit leerboek naar de Nederlanden. Er bestond al vanaf het begin een hechte band tussen het leerboek uit 1563 en ons land, zo lieten zij zien. Prof. De Boer wees erop dat de Nederlander Joannes Anastasius (Veluanus) in zijn functie van superintendent (visitator) in de Palts betrokken was bij de invoering van de Heidelbergse Catechismus.
Het leerboek kende in de Nederlanden een snelle verspreiding. Tot 1585 verschenen er bijna dertig Nederlandstalige uitgaven. De catechismus gaf het organiserend kerkelijk leven confessioneel omlijnde kaders, aldus prof. Van der Pol.
De catechismus uit Heidelberg speelde een belangrijke rol bij het kerkelijk examen, in de zondagse prediking en in de catechese op school. „De gereformeerde kerk heeft zich, zo mogelijk in samenwerking met de overheid, vanaf het begin intensief bezig gehouden met het godsdienstonderwijs. Onderwijs in de belangrijkste stukken van de gereformeerde leer werd nodig geacht om tot de belijdenis van het geloof te komen.”
De schoolmeester was naast de predikant een belangrijke schakel in het catechiseren. Hij vormde in de handen van de classis een belangrijk instrument bij het ingang doen vinden van de gereformeerde religie. „De classes wilden daarom stevig toezicht houden op het godsdienstonderwijs, op de schoolmeesters én op het toelatingsbeleid. Doorgaans ondertekenden de schoolmeesters de Nederlandse Geloofsbelijdenis of de Heidelbergse Catechismus.”
Prof. Van der Pol noemde de betekenis van de komst van de Heidelbergse Catechismus naar de Nederlanden „verstrekkend”. Het leerboek vervulde een centrale rol bij het definiëren van de gereformeerde identiteit. „Als teken van leerstellige eenheid werd naast de Nederlandse Geloofsbelijdenis ook de Heidelbergse Catechismus ondertekend. Op crisismomenten werd deze ondertekening verplicht gesteld en soms moest er onder de Heidelbergse Catechismus zelfs collectief een tweede handtekening gezet.”
Prof. Van der Pol overhandigde de Apeldoornse kerkhistoricus prof. dr. W. Van ’t Spijker een boek over de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) uit 1561, het „eerste formulier van eenheid”. De bundel ”Geloofstaal trekt haar spoor. 450 jaar Nederlandse Geloofsbelijdenis” (uitg. Kok, Utrecht) bevat onder meer de bijdragen aan een herdenkingssymposium in Kampen in 2011.
Dr. Huijgen presenteerde zaterdag het ”Handboek Heidelbergse Catechismus” (uitg. Kok, Utrecht).