Vernieuwing als pijnlijke schreeuw tot de God van de Bijbel
In HW/Confessioneel, een uitgave van de Confessionele Vereniging in de Protestantse Kerk in Nederland, schrijft ds. A. A. van den Berg uit Geesteren (Gld.) over „het bijzondere van de gewone kerkdienst.”
„Velen in de kerk, kerkgangers en predikanten, herkennen het verschijnsel slijtage van de kerkdienst. Kerkgangers voelen zich niet aangesproken, laat staan aangesproken door God. Predikanten voelen dat hun voorgaan in de eredienst niet als van levensbelang wordt ervaren. In het beste geval lijden ze hieraan, in het slechtste geloven ze er ook zelf niet (meer) in.
In dat laatste geval kan er een onuitgesproken afspraak ontstaan tussen voorganger en gemeente. We spreken en zingen (nog) over en tot God, maar we hebben in concreto een inspirerend moment met elkaar. (…) Maar er kan ook aan geleden worden en dáár brandt nog altijd een vlammetje! Mensen voelen een soort matheid en leegte, er gaat geen inspiratie van de kerkdienst uit. (…)
Vanuit de allerbeste bedoelingen, vernieuwing van het geestelijk leven in de gemeente, komen er wat kaarsen meer en wat minder orgel. Band en beamer voor wie van meer populair houdt. De tot probleem geworden preek van de dominee wordt wat korter en andere mensen gaan ook wat vertellen: niet direct over God maar over hun leven (als christen). De maatschappelijke relevantie van kerk en geloof krijgt thematischerwijs meer ruimte: het geloof krijgt handen en voeten en spreekt meer tot de verbeelding. Er komt ook meer energetische kracht: meer emotie, spiritualiteit en zintuiglijkheid.
En allerhande bundels met meer open Godsbeelden, of meer evangelicaal, gewoon Opwekking. Meer zegening met aanraking en soms een zalving. Het spreekt niet iedereen aan, de behoudenden missen het vertrouwde. Maar voor velen is hun geloof echt vernieuwd. (…)
De ernst en mijn angst richten zich op vernieuwing die geen werkelijke verdieping en verlevendiging van het geloof biedt, maar maskering is van ontstane geestelijke leegte. Daarom zou ik willen voorstellen dat gemeenten bij vernieuwingen van de kerkdienst éérst grondig kijken naar de aanleiding hiertoe én naar het beoogde doel. Is de aanleiding werkelijk een pijnlijke schreeuw tot de God van de Bijbel, Die Zich zo weinig laat zien, te kennen en te ervaren geeft? Of worden wij niet (meer) geraakt door het Evangelie van Jezus Christus bij monde van de apostelen (dat altijd nieuw wil zijn)?”