De koopman van Gent
Evangelist Henk Bor heeft in Gent royaal het uitzicht op een bulk van een roomse kerk, de St.-Jozef. Bors evangelisch centrum Rehoboth lijkt ogenschijnlijk te verschrompelen onder het geweld uit Rome. „Toen ik hier kwam, was iedereen rooms. Nu is alles hier bijna moslim. Ik schat dat ik zondags meer kerkgangers heb dan de pastoor. Wat beter is, rooms of moslim? Het is lood om oud ijzer.”
Morgen belegt de Stichting ter bevordering van het evangelisatiewerk in Oost-Vlaanderen een herdenkingsdienst: „Br. H. Bor mag gedenken dat hij 9 augustus 1978 in Zaamslag werd bevestigd tot ouderling met bijzondere opdracht. Onder Gods zegen heeft hij de afgelopen 25 jaren als evangelist in de Belgische stad Gent die opdracht mogen vervullen.”
Wat is er allemaal gebeurd in Gent, 25 jaar lang? „Honderden Vlamingen hebben hier het Evangelie gehoord. En ik mag eerlijk zeggen dat in Gent leesbare brieven zijn gekomen, dat er mensen zijn die de Heere leerden vrezen. Ik heb al heel wat rijke sterfbedgetuigenissen mogen beluisteren. Ik ben een onnutte dienstknecht, absoluut, maar Bor is niet voor niets in Gent geweest. Als ik soms in de put zit, laat de Heere wel eens licht schijnen op Zijn eigen werk. Dan wijst Hij zomaar de dingen aan; kijk hier, kijk daar. Als ik hoogmoedig ben, dan heb ik voor die dingen geen oog. Dan zie ik niets anders dan mezelf.”
Bor zong niet 25 jaar lang alleen maar lofgezangen. „Het is wel eens heel erg moeilijk geweest. Soms dacht ik wel eens: Nou gaat ’t echt niet meer. Ik heb een ouderling gehad, een vader van een gezin met tien kinderen. Na vier jaar in zijn ambt gestaan te hebben, kwam hij op een dag al zijn Bijbels terugbrengen en keerde met zijn hele gezin terug naar de wereld. Dat zijn verdrietige dingen. Op zo’n moment dreigt je even de moed te ontzinken.”
Op de plaats waar Rehoboth staat, in de Rabotwijk te Gent-noord, stond vroeger een wasserij. De Stichting tot bevordering van het evangelisatiewerk in Oost-Vlaanderen had in de zomer van 1978 het oude, vervallen pand overgenomen. „Ik ben hier gaan kijken, en dacht: Hier? In deze gribus? Daar ga ik nooit in! Maar de Heere sprak met kracht: Jij moet daar wel in.”
Op 1 juli 1978 draaide de wasserij nog. Op 13 augustus hield Bor zijn eerste kerkdienst. Er was gefolderd op de straten van Gent, geadverteerd in kranten en huis-aan-huisbladen. De eerste dienst werd bezocht door een paar mensen. Er was er een afgevaardigde van de christelijke gereformeerde kerk te Zaamslag (de moedergemeente van de evangelisatiepost), er waren wat familieleden van Bor, en twee Belgen. „Op straat had iedereen gezegd: „Nou, meneer, we komen ’s luisteren, hoor.” Het waren er precies twee. En sindsdien hebben we nooit een dienst gehad zonder Belgen. De Heere is goed.”
Verschil in evangelisatiewerk in België en Nederland is er nauwelijks, vindt de Gentse evangelist. „De zaak ligt overal gelijk: Mensen zijn van God afgevallen, van Hem vervreemd. Mensen moeten tot Hem worden teruggebracht, van Hem een nieuw hart ontvangen. Dat is overal hetzelfde. Wat me wel opvalt, is dat Nederlanders veel harder, veel hardnekkiger zijn dan hun zuiderburen. Een Nederlander reageert al gauw met: „Hoepel op, jij, met je geloof.” Een Belg is qua geaardheid nog iets religieuzer en zegt dus veel eerder: „Ik vind het eigenlijk nog wel interessant wa’ ge daar zegt.””
België is van ouds een uitgesproken rooms-katholiek land. „Ook België is geseculariseerd, maar de grondtonen van het katholicisme, de grondtonen van een bepaald geloof in een goddelijk wezen, dat is hier toch niet helemaal verdwenen. Ik heb wel gesproken op vergaderingen van de Theosofische Vereniging -dat zijn dus allemaal atheïsten- en dan bespeur je diep verscholen toch nog iets van een hunkering naar religieus houvast. Als de Heere me ruimte geeft om te spreken, dan voelen juist zulke mensen hun eigen leegte.”
Ook in België hebben Jehovah’s Getuigen veel voor het evangelisatiewerk bedorven, vindt Bor. „Ik ben al bij voorbaat verdacht. Voor een roomse ben ik een ketter, de rest gooit me op één hoop met de Jehovah’s Getuigen. Dat maakt je wel eens moedeloos, dat je direct moet beginnen met te zeggen wat je níét bent.”
Henk Bor groeide op in Ameide, waar het ouderlijk gezin was aangesloten bij de christelijke gereformeerde kerk. Hij was negentien jaar oud toen het hem duidelijk werd dat God hem in Zijn dienst wilde gebruiken. „Verkoop wat gij hebt, en kom herwaarts, en volg Mij.” „Eerst dacht ik dat ik predikant zou moeten worden, maar de weg bleek anders te zijn. Het moest België worden, het moest Gent zijn.”
De gribus van 25 jaar geleden is inmiddels omgebouwd tot een volwaardig evangelisch centrum. Met opgestroopte mouwen ruimde Bor puin, hij sloopte en hij bouwde, hij metselde en verfde, samen met vele helpers. Achter een typisch Belgische gevelpartij ligt nu een kerkzaal met allerlei bijruimten.
In de hal liggen evangelisatiefolders op een stapeltje, een bosje preken uit de Reveil-serie, kerkbladen van Bewaar het pand, een paar Saambinders en nieuwsbrieven van KOEH. Rechts is de drukkerij. „Wij drukken als het moet onze eigen folders en ons eigen contactblad.” Er is een kantoor, een koffieruimte, een boekwinkel.
De centrale ruimte is de kerkzaal. Bor: „Hier zijn mensen tot bekering gekomen. Hier zijn kindertjes gedoopt, hier deden jongelui belijdenis, van hieruit zijn mensen uitgedragen naar het graf.”
Wijzend naar een paar stoelen: „Hier zitten zondags mensen die helder kunnen vertellen hoe ze zondaar voor God zijn geworden. Zulke mensen zijn vastgelopen in hun leven en leerden zien dat het verlossingswerk niet in henzelf ligt, maar in Christus Jezus, onze Heere. Hij zal het maken dat ge u verwonderen moet. Nee, ik zeg echt niet te veel nu.”
Bij de kansel: „Hier moet het zondags gebeuren. Mooi werk. Als ik zelf maar afhankelijk ben van Hem. Zodra ik denk dat het wel gaat, gaat ’t prompt mis. Maar als Hij meekomt in Zijn eigen Woord, dan mag ik zeggen hier vreugdevolle uren te hebben beleefd. Als de Heere bewogenheid geeft over mensen die op reis zijn naar de eeuwigheid, dan sta ik hier als een koopman op de markt: Wendt u toch naar Hem toe, en wordt behouden. Als ik plotseling president van Amerika zou moeten worden, dan zou ik een forse stap terug moeten doen.”