Een knagend verlangen naar vrijheid
Titel:
”Kleine vrijheid”
Auteur: Arno Bohlmeijer
Uitgeverij: van Goor, Amsterdam, 2002
ISBN 90 00 03535 3
Pagina’s: 76
Prijs: € 11,50, vanaf 8 jaar; Titel: ”Loek, de blindengeleidehond”
Auteur: Tiny Fisscher
Uitgeverij: Van Goor, Amsterdam, 2002
ISBN 90 00 03436 1
Pagina’s: 82
Prijs: € 11,50 vanaf 8 jaar.
”Luitje, Wimper & Pipet”, door Ted van Lieshout; uitg. Van Goor, Amsterdam, 2003; ISBN 90 00 03461 2; 224 blz.; € 14,50; vanaf 8 jaar.
Titel: ”Met je kop in het zand”
Auteur: Dolf Verroen
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam, 2002
ISBN 90 6494 020 7
Pagina’s: 120
Prijs: € 13,50; vanaf 10 jaar.
Titel: ”Ze verdrinken ons dorp”
Auteur: An Rutgers van der Loeff
Uitgeverij: Ploegsma, Amsterdam, 2002 (tiende druk)
ISBN 90 216 1645 9
Pagina’s: 206
Prijs: € 14,95; vanaf 13 jaar.
Voor de afwisseling een mix van nieuwe en oude, opnieuw verschenen jeugdboeken: twee over dieren en de rest over grote of kleine kinderen in verschillende situaties. Soms zijn het herdrukken van boeken die al heel wat jaartjes geleden voor het eerst zijn verschenen. Niettemin op de een of andere manier de moeite waard om ge- en herlezen te worden.
In ”Kleine vrijheid” van Arno Bohlmeijer is konijn Purdie de hoofdpersoon. Het boek is opgedragen aan „alle dieren en mensen in hokken, kommen of kooien”, en over die hokken en kooien kan Purdie een aardig woordje meepraten. Dat doet hij dan ook in zijn eigen konijnenmensentaaltje. Al moet hij toegeven dat het meisje Bonnie hem en zijn medekonijn nog wel eens meeneemt. Naar het grote huis om daar te spelen op en onder de bank, en soms zelfs, aan een tuigje, naar buiten, het veld in. Toch knaagt in hem het verlangen naar echte vrijheid. Op „een geurige avond” maakt hij „draaiend en bonkend” per ongeluk het deurtje van z’n hok open. En dan springt hij. „De vrijheid in.”
Maar die vrijheid valt toch tegen, en blijkt nog gevaarlijk ook, zelfs als hij echte wilde konijnen ontmoet. Hij wordt teruggevonden, de vrijheid was van korte duur. Purdie heeft echter wel iets geleerd: „Een hok is echt te klein om jezelf in te zijn.”
Bohlmeijer streeft naar een dichterlijk taalgebruik, zelfs heel letterlijk. Vooral in het begin vervlecht hij zijn tekst royaal met stafrijmen (alliteraties) en klinkerrijmen. Dat heeft soms iets geforceerds, anders dan bijvoorbeeld bij W. G. van de Hulst die dat in zijn verhalen ook zo graag, maar bescheiden deed, die dooreenmengeling van proza en poëzie. „Ik zet mijn tanden in de wanden… en trap het stro weer overhoop.” Erg sterk vond ik: „Er hangt een nieuwe geur in de lucht, iets kruidigs en krispeligs.”
Blindengeleidehond
Een heel ander soort ’gevangene’ is ”Loek, de blindengeleidehond” uit het gelijknamige boek van Tiny Fisscher. Hij moet elke dag aan de riem, maar dat is zijn werk en hij is daardoor steeds in gezelschap van zijn aardige blinde baas Bill Legrand. Dat is de nieuwe buurman van Lola, die bereidwillig de verhuizers helpt en zo met Bill en zijn hond kennismaakt. Het blijkt dat Bill op latere leeftijd blind is geworden. Hij woonde eerst in Amerika en is toen naar Nederland gekomen. Acht jaar geleden kreeg hij Loek en sindsdien zijn ze onafscheidelijk.
Bill heeft een dagboek voor Loek bijgehouden. Hij vraagt Lola daar telkens een stukje uit voor te lezen. Het resultaat is een aantal kostelijke verhaaltjes, waarin de hond de ikfiguur is en waarom Lola, haar vriendje Job, en ook Lola’s moeder Fien veel plezier hebben. Zelfs komt Bill met Loek bij Lola op school om de spreekbeurt van zijn vriendinnetje Life toe te lichten. „Dan begint er een jongetje te schateren. „Handen zijn toch niet hetzelfde als ogen!” roept hij. Peinzend kijkt Bill zijn richting uit. „Nou, voor mij eigenlijk wel”, zegt hij.”
Helaas, Loek wordt als ieder levend wezen ouder en gaat fouten maken die gevaarlijk kunnen worden voor Bill. „Hij ziet niet meer goed en hij wordt doof. Dan kan ik niet meer veilig over straat.”
Dus moet er een nieuwe geleidehond komen. Maar wat moet er dan met Loek gebeuren? Lola weet een prachtige oplossing. Loek wordt Lola’s ’pleeghond’. Bill noteert in Loeks dagboek: „Gelukkig bots ik nergens tegenaan, want zoals ik jarenlang de ogen was van Bill, zijn Lola en Fien dat nu voor mij.”
Herdrukken
Populaire schrijvers zien veel van hun boeken na verloop van tijd herdrukt worden. Zo is van Ted van Lieshout onder de titel ”Luitje, Wimper & Pipet” een omnibusje verschenen van drie ’oude’ jeugdboeken: ”Luitje en de limonademoeder” uit 1987, ”De winkel van Wimper” (1993) en ”Kind te huur” (1989). Van Lieshouts luchtige, speelse verteltrant waarmee hij nonsensachtige situaties neerzet, doet de jonge (maar ook oude) lezer op z’n minst glimlachen: over het meisje Luitje dat zó allergisch is voor badwater dat ze krimpt en door de afvoer verdwijnt; over Wimper die maar één wens heeft: een eigen winkeltje te bezitten, desnoods midden in een eenzaam bos en zo klein dat hij er alleen maar knoopsgaten kan verkopen; en over Pipet die zich ergert aan de levenswijze van haar ouders, en zich daarom verhuurt aan kinderloze mensen - wat minder leuk blijkt dan ze had gedacht. Grappige, soms wat licht provocerende verhalen, die hier en daar helaas worden ontsierd door een bastaardvloek.
Kinderen die op school niet zo goed mee kunnen komen, kunnen zich prettig spiegelen aan de (moederloze) Alex Loper uit ”Met je kop in het zand” van Dolf Verroen (1998, nu herdrukt). Tot hun vreugde zullen ze constateren dat pa -nu nota bene professor- het in z’n jonge jaren ook niet zo geweldig deed en nu bang is dat zoonlief in herhaling zal vervallen. „Je lijkt je vader wel”, zegt vriend Bas aan het eind van het verhaal. „Alex wist niet hoe het kon, maar hij voelde zich ontzettend blij. Hij dacht aan zijn moeder en opeens was haar stem terug. Hij voelde een indianenkreet in zich opkomen, maar plotseling waren er woorden, die hij zeggen moest. Er kwam geen geluid uit zijn mond. Zijn lippen kwamen niet van elkaar. Toch zei hij: „O mamma, ik zal hartstikke mijn best doen. Echt waar.””
Stuwmeer
Ten slotte heb ik er met veel genoegen kennis van genomen dat een langzamerhand zeer klassiek geworden jeugdboek van de grote An Rutgers van der Loeff -”Ze verdrinken ons dorp” uit 1957- is herdrukt in de serie ”Ploegsma echte verhalen”. Zoals zo veel van haar boeken berust deze roman op ware gebeurtenissen. „Neem nou zo’n Frans dorp”, zegt de schrijfster in een interview ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag, „dat moet verdrinken omdat er een stuwdam wordt gebouwd. Wat zit daar niet allemaal aan vast voor die mensen? Dan is het niet genoeg er een heleboel over te lezen, nee je moet enkele maanden in zo’n bergdorp gaan zitten en met oud en jong daar praten, naar ze kijken, naar ze luisteren; altijd maar weer luisteren. Dan pas kan je je gaan inleven, echt in hun huid proberen te kruipen. En als dat bezonken is, kun je er pas over schrijven.”
Het dorpje Saint Sylvestre in de Franse Alpen moet plaatsmaken voor een groot stuwmeer, dat zal dienen voor de elektriciteitsvoorziening. De bewoners moeten dus evacueren. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Opa Pépé wil niet weg en raakt betrokken bij sabotagedaden. Natuurlijk delft hij het onderspit. Als je aan de oever van het Lac de Tignes staat, tegenwoordig een peperduur wintersportcentrum, gaan je gedachten als vanzelf uit naar die emotionele tijd, en naar de ruines daar diep onder het glinsterende wateroppervlak.