Hemelse tijding
Lukas 2:7
„En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.”
Niemand kon zelf zijn broeder verlossen. Ook de engelen konden dit niet (Openb. 5). De hemel was verzegeld. Niemand kon verlossen, niemand kon de hemel openen. Daar komt dat Kindeke. Hij zal de zegelen openen. Dit is de Sterke, Die de vaten van de machtige neemt. Als er een geneesheer was die alle ziekten kon genezen, de doden levend maken, en die het ook metterdaad deed, hoeveel duizenden aanschouwers zouden er niet zijn om zich te verwonderen?
Maar hier is er Eén Die zieken geneest, doden opwekt en stommen sprekende maakt. Daarom moesten de engelen uit de hemel komen, om die zaken te verkondigen. De nacht moest veranderen in de dag, omwille van deze geboorte. Er moesten sterren komen, die de wijzen bij Jezus brachten in Bethlehem, tot dit Kindeke. De stad Jeruzalem was daarover verbaasd (Matth. 2). De koningen waren daarover ontroerd en duizenden kinderen moesten daarom sterven.
De hemel kan zich niet inbinden, maar spert zich open, en de engelen gaan uit om die blijde boodschap te verkondigen en een hemels gezang aan te heffen.
J. van Lodenstein, predikant te Utrecht
(”De heerlijkheid van een waar christelijk leven”, 1767)