Iraakse christen tussen fatwa en hoop
BAGDAD – In de Iraakse hoofdstad Bagdad is enkele dagen geleden tijdens een indrukwekkende ceremonie de Onze Lieve Vrouwekerk opnieuw in gebruik genomen. Het gebouw werd op 10 oktober 2010 verwoest door een aanslag van al-Qaida.
De ingebruikname van de Onze Lieve Vrouwekerk werd bijgewoond door kerkelijke leiders uit binnen- en buitenland en door prominente Irakese politici, onder wie premier Nuri al-Maliki. In de toespraken stonden religieuze tolerantie en co-existentie centraal. Een hoopvolle gebeurtenis voor de zwaar beproefde Iraakse christelijke gemeenschap.
De stemming werd echter overschaduwd door een griezelig fatwa dat de Iraakse sjiitische geestelijke ayatollah Ahmad al-Hassani al-Baghdadi enkele dagen eerder had uitgevaardigd. De nog in Irak levende christenen, zo luidt het fatwa, hebben slechts de keuze tussen zich bekeren tot de islam of de dood. De ayatollah zei ook dat „christelijke vrouwen en meisjes mogen worden beschouwd als de legitieme echtgenotes van moslims.”
Traditioneel bepaalt de islamitische sharia dat Joden en christenen als medeontvangers van een goddelijke openbaring het recht hebben om in de wereld van de islam te leven. Voorwaarde is dat ze zich houden aan de bepalingen van het „beschermingspact” dat hun wordt aangeboden. Zowel in de soennitische als de sjiitische wereld zijn er echter radicale clerici die dit beschermingspact hebben geannuleerd. Ze laten nog slechts de keuze tussen bekering tot de islam, emigreren of de dood. Het fatwa van ayatollah Baghdadi past in deze trend.
Het zorgde de afgelopen dagen wereldwijd voor opschudding. Want Baghdadi is een vooraanstaand geestelijke binnen de sjiitische gemeenschap die nauwe banden onderhoudt met de radicale geestelijke Muqtada al-Sadr. Hij heeft in het verleden naam gemaakt door de ondergang van het Westen te voorspellen en door te stellen dat moslims nucleaire wapens nodig hebben. Alle reden dus voor Iraakse christenen om zich zorgen te maken over het fatwa, waarin ze worden bestempeld als „vrienden van de zionisten.”
Iraakse christenen werden na 2003 slachtoffer van geweld tussen allerlei zwaarbewapende sjiitische en soennitische milities. Nu lijken ze ook in het spanningsveld terecht te zijn gekomen dat is ontstaan tussen gematigde en radicale stromingen binnen de islam zelf. Westerse kerkelijke leiders bezochten de afgelopen dagen in Bagdad en Kirkuk een aantal islamitische leiders die zonder uitzondering het grote belang benadrukten van een christelijke aanwezigheid in Irak. Ze werden bijgevallen door Iraakse politici.
Tijdens de heropening van de Onze Lieve Vrouwekerk veroordeelde de Iraakse premier Nuri al-Maliki de politiek van sommige westerse landen om Iraakse christenen een voorkeursbehandeling te geven bij het toekennen van verblijfsvergunningen. Deze politiek zou de emigratie van Iraakse christenen juist in de hand werken en zelfs versnellen. Hij werd hierin bijgevallen door aartsbisschop Sako van Kirkuk, die stelde dat westerse landen het geld voor de opvang van Iraakse christenen beter kunnen gebruiken om projecten voor christenen in Irak te financieren. Soennitische en sjiitische geestelijken hebben Sako geprezen voor zijn inzet in de interreligieuze dialoog.
De vraag is echter of deze steunbetuigingen Iraakse christenen kunnen geruststellen. Wat ze vooral nodig hebben is de bescherming van de Iraakse staat en de toepassing van de wet. Hun grootste vijanden zijn het totale ontbreken van veiligheid en de verregaande wettelijke willekeur. Politieke welwillendheid zonder concrete invulling biedt Iraakse christenen geen enkele garantie. Er zijn tekenen dat Iraakse leiders dit beginnen te beseffen. De regering in Bagdad heeft besloten het televisiestation dat het fatwa uitzond te blokkeren. En Najm Alddin Karim, de Koerdische gouverneur van Kirkuk, heeft laten weten dat vanaf dit jaar kerstfeest een officiële feestdag zal zijn in Kirkuk.