’s Werelds hoogst verlangen
Een wandeling door de stad, tegen schemering. Drie kinderen vergapen zich aan kerstkitsch in soorten en maten. „Ik wil ook een kerstboom. Wáárom kopen wij geen kerstboom?” De jongste (4). „Die zijn goddeloos.” De middelste (6). „Nee, het is omdat het daar niet om gáát.” De oudste (7) spreekt, nuffig alsof ze haar leven al grotendeels achter zich heeft en weet wat er wel en niet toe doet.
In ”When I was a child I read books”, haar nieuwe essaybundel, zegt de Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson (geen 7 maar bijna 70) dat ze nu kan bepalen welke dingen er werkelijk toe gedaan hebben in haar leven. Sommige daarvan liggen voor de hand, van andere had ze het nooit verwacht – bijvoorbeeld oude Amerikaanse hymnes. Ondanks de zoetige en sentimentele melodieën –waar ze jarenlang op afknapte– kunnen die haar nu zo diep raken dat ze er nauwelijks over spreken kan. Neem ”In the garden”, de ballade waarin Maria Magdalena haar ontmoeting met Jezus in de hof bezingt. Qua muziek inderdaad een kwelerig gedrocht, maar de tekst is raak: „De vreugde die we daar deelden, heeft niemand ooit gekend.” Wat Robinson tóch weet uit te brengen over haar ervaring met deze hymne, komt hierop neer: ik vind de gedachte dat een uitgesleten hymne het verlangen naar de gemeenschap met Christus bij mensen kan losmaken zo ontroerend, dat ook het slechtste gezang voor mij goed wordt.
Wat hebben de kitschkerstboom en de uitgesleten hymne gemeen? Ze wekken het verlangen naar het onbereikbare, dat de christen een leven lang vergezelt, al verandert het door de jaren heen steeds van karakter en vorm. C. S. Lewis vroeg zich af of we in de grond van ons hart ooit naar iets anders hebben verlangd dan naar de hemel, al waagt niemand het daarvoor te houden. Het verlangen manifesteert zich ondefinieerbaar en ongrijpbaar, is wachtend en uitziend van aard, dient zich soms zomaar aan bij de geur van gezaagd hout, of bij het klotsen van water tegen de kiel van een boot. Ds. J. T. Doornenbal had het bij een houtvuur. En wanneer mensen iets van elkaars verlangen herkennen, ontstaan levenslange vriendschappen.
Mocht Lewis gelijk hebben, worden die verlangens bij het ouder worden dan zuiverder? Ik denk het niet. Ooit daalde de hemel af in een Kind. Het waren niet de perfect afgestemde verlangens die mensen bij dat Kind brachten, hoezeer soms ook geprobeerd wordt om Maria, de herders of de wijzen innerlijk geschikt te laten zijn voor de ontmoeting met de Zaligmaker. Het is het Kind Zelf dat mensen onweerstaanbaar tot Zich trekt, en daar hun diepste verlangen blootlegt. Het kan je zomaar overkomen bij een oud gezang, zelfs als je de melodie meer dan beu bent. „Des sterv’lings zaligst goed…”