In de kerk hoort een orgel
„Hartelijk dank voor de uitnodiging. Ik kan me zo voorstellen dat een en ander je met dankbaarheid vervult. Toch zal ik niet van de gelegenheid gebruikmaken om de plechtigheid bij te wonen. Persoonlijk (ach, dat moet je wel vreselijk in de oren klinken) heb ik meer met mondorgel en mandoline dan met het orgel. Een kwalitatief goede praiseband spreekt mij nu eenmaal meer aan dan het kerkorgel.”
De lezers van deze krant zouden het kunnen weten: zaterdag werd in een van de Dordtse kerken een nieuwgebouwd kerkorgel in gebruik genomen. In een bijeenkomst die zaterdagmiddag speciaal met dat doel werd belegd. Al enkele keren bereikte deze voorgenomen gebeurtenis de kolommen van het RD.
Op zichzelf beschouwd niet zo spectaculair, behalve wanneer het –zoals in mijn geval– je ‘eigen’ gemeente en daarom ook je eigen orgel betreft. Ik zal over dit instrument zelf nu niet zo veel zeggen, dan alleen dat het een product van eigen bodem is, ontworpen en vervaardigd vanuit de artistieke kennis en kunde van onze eigen orgelbouwers. We zijn er als gemeente best een beetje trots op.
Constantijn Huygens
In een kerk hoort een orgel! Zelf zoon (trouwens ook broer, neef en inmiddels vader) van een organist zijnde, heb ik aan de juistheid van die stelling nooit getwijfeld. In een kerk hoort een orgel te zijn. Nee, geen pseudo-orgel als het elektronicum is, maar een eerlijk en echt orgel. Waarvan de klankvoortbrenging op natuurlijke wijze plaatsvindt.
Toen ik veel jaren geleden lid was van een regionale Vereniging van Orgelvrienden kon er geen vergadering passeren of de secretaris van de club typeerde in zijn keurige notulen het orgel vaste prik als „de koning der instrumenten.” Het gaf een warme brok aan herkenning. Ja, zo is het. En als ik mag kiezen, om meerdere redenen: een mechanisch sleepladeorgel. Zoals het nieuwe in Dordt. Waarvan we hopen dat het vele tientallen jaren mag functioneren in de eredienst.
De lezer zal het aanvoelen: de ingebruikneming, inclusief een heuse professionele presentatie, zal wat mij betreft een blijde bijeenkomst zijn. Dankbaar dat de gemeente voor het nieuwe instrument de nodige middelen bijeenbracht. De kerkenraad heeft voor deze feestelijke middag dan ook ruimschoots uitnodigingen verspreid.
Zou het kunnen dat een van de reacties (bijvoorbeeld van een collega-predikant) luidt zoals hierboven in de eerste alinea? Dat is helemaal niet ondenkbaar. Ik kan dan wel vinden: in een kerk hoort een orgel, maar dat is geen gemeengoed meer. Tot in mijn eigen kerkverband toe komt het voor dat het orgel wordt verkocht en er andersoortige instrumenten voor in de plaats komen. Trouwens, in de wereldwijde christelijke kerk is het gebruik van het kerkorgel eerder uitzondering dan regel. Ik denk aan kerken in Afrika en Latijns-Amerika. Daar zit je dan met je organofilie.
Wie de geschiedenis van onze orgeltraditie nagaat, stuit al snel op de naam van Constantijn Huygens. In zijn boekje ”Ghebruyck of onghebruyck van het Orgel in de kerken der Vereenighde Nederlanden” (1641) voerde hij een pleidooi voor het orgel ter ondersteuning van de gemeentezang. Hij beschrijft de ellende van het zingen in de kerk, waarbij niet zozeer werd gezongen, „maar een leelick brieschende geluyt wert geslagen, daertegens sich alle Voorsangers te bersten souden schreeuwen eer sij het teboven quamen.” In dat verband beveelt hij, in navolging van de Engelse kerken, het orgel aan. „Het Orgel nu, een sterck ende onwanckelbaer Instrument sijnde, is machtigh, ende ten hoogsten noodig, om alle voorgenoemde ongherijmtheden te weeren ende voor te koomen.”
Gemeentezang
De discussie over de wenselijkheid van het orgel in de eredienst zal ik in deze kolommen niet voeren. Geen principiële, geen liturgische, geen muzikale, geen kunsthistorische argumenten zal ik hier te berde brengen. Ik volsta gewoon met me bij de oude Huygens aan te sluiten. Het orgel is „een sterck ende onwanckelbaer Instrument”, bij vakkundige en fijngevoelige bespeling in staat om dienstbaar te zijn aan een wezenlijk element in de eredienst: de zang van de gemeente. En waarom zouden we wat zich in een eeuwenoude traditie overtuigend bewezen heeft, achteloos terzijde schuiven?
In de kerk hoort een orgel. Voorlopig blijf ik daar nog maar even bij. Maar vooral vanwege dat andere: in de kerk zingen we! De gemeente is een zingende gemeente. Niet zomaar. Maar omdat in de gemeente van Christus het Woord van de levende God klinkt. Het is een Woord dat antwoord, respons ontvangen wil. Welnu, die respons vindt verklanking in de zang van de gemeente. Die zang behoeft begeleiding. Paulus vermaant de Kolossenzen: „Het Woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid. Leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende de Heere met aangenaamheid in uw hart” (Kol. 3:16).
Ik wens alle orgels en alle organisten en alle gemeenten toe in die lofzeggende dienst te mogen staan. ”Klinget wohl, ihr Pfeiffen all!” ”En gij, mijn ziel, loof gij Hem bovenal!”
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl