Kerk & religie

Vroege Kerk geloofde in eeuwig leven voor jonggestorven kinderen

TILBURG – De Vroege Kerk geloofde in de opstanding en het eeuwige leven voor jonggestorven kinderen. Dat blijkt uit een promotieonderzoek van dr. Jos Ossewaarde naar christelijke kindersarcofagen in grafkamers in Romeinse catacomben, in kerken in de stad Rome en in musea binnen en buiten Italië.

Klaas van der Zwaag
14 December 2012 18:25Gewijzigd op 15 November 2020 00:49
TILBURG – Een kindersarcofaag (vierde eeuw) in het Musea Pio Cristiano, Vaticaanstad. De fries bevat afbeeldingen van twee Bijbelse scènes. Links het visioen van Ezechiël 37, waarin een jeugdig persoon met een staf het hoofd van een liggend figuurtje aanr
TILBURG – Een kindersarcofaag (vierde eeuw) in het Musea Pio Cristiano, Vaticaanstad. De fries bevat afbeeldingen van twee Bijbelse scènes. Links het visioen van Ezechiël 37, waarin een jeugdig persoon met een staf het hoofd van een liggend figuurtje aanr

Ossewaarde (70), die woensdag in Tilburg op dit onderwerp promoveerde, beschrijft en analyseert afbeeldingen op sarcofagen, die Bijbelse scènes voorstellen en samen met de catacombenschilderingen tot de oudste afbeeldingen van de christelijke kunst behoren.

Het proefschrift ”Beelden van verwachting. Een onderzoek naar de afbeeldingen en hun betekenis op Romeinse christelijke kindersarcofagen uit de 3e en 4e eeuw” (in eigen beheer uitgegeven) bevat uniek beeldmateriaal. De promovendus laat zien dat de afbeeldingen op de kinder­sarcofagen niet alleen kunsthistorisch van belang zijn vanwege hun betekenis voor de latere westerse christelijke kunst, maar ook theologisch omdat ze een bijdrage leveren aan een beter begrip van hoe christenen hun geloof beleefden.

In de eerste eeuw van de westerse jaartelling werden in Rome de doden verbrand en de as in urnen bijgezet. Vanaf de tweede eeuw kwam het begraven in gebruik. Volgens de promovendus zijn de pogingen om deze veranderingen met het opkomende christendom te verbinden „weinig overtuigend. Onbekend is ook of christenen in de eerste twee eeuwen op een andere manier met hun doden omgingen dan niet-christenen. Er zijn in elk geval geen aanwijzingen op grond waarvan kan worden aangenomen dat christenen ten aanzien van de wijze van begraven een afwijkende positie zouden hebben gehad.”

Hoe dan ook, buiten de stadsmuren ontstonden grote onderaardse begraafplaatsen, zogeheten catacomben. Daarin werden de doden, meestal gewikkeld in lijkwaden, begraven in nissen in gangen die soms kilometers lang waren. Wie het zich kon permitteren schafte een eenvoudige grafkist aan of een fraai gedecoreerde sarcofaag. Er ontstonden in Rome speciale werkplaatsen voor deze grafkisten.

Rond het jaar 200 leefden er in Rome zo veel christenen (waarschijnlijk rond de 15 procent) dat de kerk zich ging bekommeren om het begraven van de eigen gemeenteleden. De Calixtuscatacombe, waar vooral (maar niet uitsluitend) christenen begraven werden, is een van de oudste en in ieder geval de grootste catacombe van Rome. Het vele kilometers lange gangenstelsel strekt zich uit over vier verdiepingen onder de grond en bevat ongeveer 500.000 graven.

Uit de onderzoeksperiode van de promovendus zijn ongeveer 1500 exemplaren van sarcofagen bekend, waarvan er 76 bestemd zijn voor kinderen. De kindersterfte was hoog: 30 procent stierf het eerste jaar, slechts 50 procent bereikte de tienjarige leeftijd.

De dood was dus een niet weg te denken element in het leven van alledag. Er zijn weinig gebeurtenissen in een gezin die zo ingrijpend zijn als het verlies van een kind, zo begint Ossewaarde zijn boek. De meest voorkomende afbeelding op niet-christelijke kinder­sarcofagen uit de tweede en de derde eeuw was de zogenaamde ”conclamatio”-scène, die laat zien hoe het zojuist overleden kind op een bed is gelegd en wordt omringd door ouders en verzorgers die in stil verdriet rouwen om het verlies van hun kind.

Dat is niet anders dan in christelijke kring. Maar aan het eind van de derde eeuw vindt er volgens Ossewaarde een omslag plaats doordat de gebruikelijke pagane (heidense) afbeeldingen plaatsmaken voor kindersarcofagen met christelijke symbolen en Bijbelse voorstellingen, zoals een schaapdragende herder (die verwijst naar Jezus als de goede Herder) of waarop het overleden kind in gebedshouding, met opgeheven armen, wordt geportretteerd. „De meeste Bijbelse scènes hebben vooral betrekking op het Nieuwe Testament en verwijzen met name naar de genezingen en dodenopwekkingen van Jezus. Het zijn scènes waarin Jezus laat zien dat Hij macht heeft over leven en dood. Wat het Oude Testament betreft is er vooral een voorkeur voor Jona en Noach, en voor Daniël te midden van de leeuwen.”

De afbeeldingen drukken vooral beelden van hoop en verwachting uit, aldus Ossewaarde. „Daarin verschillen de christelijke kindersarcofagen wezenlijk van de niet-christelijke kindersarcofagen, die vooral gedecoreerd werden met afbeeldingen uit het leven van het kind, zoals kinderspelen als knikkeren en hoepelen, of het rijden in een bokkenwagentje. Het gaat nu niet om het opgenomen worden in de wereld van de muzen, maar om het eeuwig leven met God.”

U bent stellig in de hoop voor jonggestorven kinderen bij de eerste christenen. Waarop was deze hoop gebaseerd?

„Vooral op de verwachting van een toekomstige opwekking van de doden. Vrijwel alle Bijbelteksten achter de gekozen afbeeldingen spreken daarvan. Jezus zegt van Zichzelf dat Hij de opstanding en het leven is. Wie in Hem gelooft, heeft eeuwig leven en Hij zal hem opwekken ten jongsten dage. De verwachting dat je eens verenigd zult worden met je kind dat je zojuist hebt begraven was in een grafcontext een boodschap van enorme troost.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer