Minister kamp laat boompje na in Iraaks As Samawah
H. Kamp, minister van Defensie uit het verre Nederland, gaat door zijn knieën voor de kinderen van de Zuid-Iraakse stad As Samawah. De buurtkinderen zijn wel gewend aan de Nederlandse mariniers die hier dagelijks patrouilleren. Maar een kleine Irakees van twee is toch even van zijn á propos als Kamp hem de hand reikt.
Kamp rijdt op de laatste dag van zijn bezoek aan de Nederlandse militairen in het zuiden van Irak mee met een patrouille van de mariniers. En stapt af en toe uit om in de buitenwijken van As Samawah een praatje te maken. Kinderen roepen: „Holandi, holandi.”
In de buitenwijken zijn open riolen. Afval wordt op een pleintje verbrand. Siem den Hollander, adjudant van de mariniers, is een van de militairen die zelf het initiatief namen om de toekomst voor de kinderen uit hun patrouillegebied te verbeteren. Een kleine inzamelingsactie onder de mariniers leverde 600 dollar op, bedoeld om een lokaal madrassa-schooltje op te knappen. Maar dat bleek veel te weinig. Gelukkig werd er op het kantoor voor civielmilitaire samenwerking nog een potje van 15.000 dollar officiële Nederlandse ontwikkelingshulp gevonden.
Kamp bezoekt het schooltje en belooft terug te komen om het te openen. De boom op het pleintje zal groeien in herinnering aan de Nederlandse minister, zegt de lokale stamoudste.
Twee straten verder beklaagt een andere stamoudste zich erover dat de wijk sinds de bombardementen van de Amerikanen geen telefoon meer heeft. Commandant luitenant-kolonel Dick Swijgman, die Kamp begeleidt tijdens de patrouille, belooft dat het mariniersbataljon zich als „goede buur zal gedragen.”
Maar zelfs mariniers kunnen geen ijzer met handen breken en hun eerste taak is zorgen voor veiligheid en stabiliteit in de zuidelijke provincie Al Muthanna. Herstel van telefoonlijnen is dan geen eerste prioriteit.
Een van de belangrijkste problemen in Al Muthanna is de werkeloosheid van 65 procent. „De mannen vervelen zich en gaan dan klagen”, zegt tolk Sulaiman Nawzad van het Nederlands bataljon. Vlak voor de Golfoorlog in 1991 deserteerde hij uit het Iraakse leger en vluchtte hij naar Nederland.
Kamp hamert er daarom ook op dat de cementfabriek weer operationeel wordt. Daar zit werkgelegenheid in voor 800 mensen maar indirect voor nog veel meer. De fabriek is na de oorlog compleet geplunderd, zoals nu nog vaak elektriciteitsleidingen beroofd worden van hun koper. Dat is dan ook de oorzaak dat de elektriciteit vaak uitvalt.
De mariniers proberen nu de cementfabriek weer operationeel te krijgen, waarvoor geld en steun vanuit Bagdad nodig is. Als het ze lukt, kweken ze veel goodwill bij de Iraakse bevolking.
„Vindt u het goed dat de Nederlanders hier zijn?” vraagt Kamp aan een Iraakse man. „Natuurlijk”, antwoordt hij, „de Nederlanders moeten niet weg, zij moeten ons beschermen.” „Zo is het”, zegt Kamp. „We zijn hier om u te helpen.”
Een meerderheid van 57 procent van de bevolking in de zuidelijke provincies is tevreden over de aanwezige Nederlanders, Italianen en Britten. Dat blijkt uit Brits onderzoek. Een kwart vindt zelfs dat de coalitietroepen nooit moeten vertrekken.
Dat vindt minister Kamp wat lang. Hij staat op het standpunt „zo lang als nodig, zo kort als mogelijk.” Het kabinet zal naar verwachting in november besluiten tot een verlenging van de missie met een halfjaar.