Commentaar: Sportveld als theater van de gezagscrisis
Het blijft ongelooflijk wat er een week geleden gebeurde met Richard Nieuwenhuizen, de 41-jarige grensrechter van de Almeerse voetbalclub Buitenboys. Na afloop van een wedstrijd zodanig mishandeld door een viertal jongens, overleed de man, die vanmiddag wordt gecremeerd, vorige week maandag in het ziekenhuis.
Over ongelooflijke gebeurtenissen blíjf je nadenken. Hoe kon dit plaatsvinden? Was het ‘zomaar’ een incident, zoals er jaarlijks nu eenmaal zo veel plaatsvinden? Die duiding is al te gemakzuchtig.
Maar als we deze verschrikkelijke daad in een bredere context willen plaatsen, welke moet dat dan zijn? Gaat het hier om, zoals PVV-leider Wilders stelde, een typisch Marokkanenprobleem? Duidt het, zoals anderen zeggen, op een verloedering van de voetbalsport? Of moet de spa dieper de grond in, en wijst dit geweld op een algehele morele crisis in onze samenleving?
Voor alle drie de benaderingen valt iets te zeggen. Wie zijn oor te luisteren legt bij leidinggevenden in de amateursport schrikt van alle verhalen over respectloosheid, intimidatie en onredelijk geweld. Daarbij gaat het, zeggen insiders, niet om incidenten, maar om een breed verspreide cultuur van asociaal gedrag, agressie en angst. Zo bezien is er in Nederland inderdaad sprake van een voetbalprobleem.
Maar het zou beslist te beperkt zijn om het bij die constatering te laten. De verantwoordelijkheid ligt, zoals ook premier Rutte vrijdag zei, primair bij ouders en scholen. Dat de dood van Nieuwenhuizen naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt werd door een groepje Marokkanen, noemde de minister-president een aspect dat weliswaar benoemd mag worden, maar dat niet de kern van de zaak is.
Rutte sprak hiermee enerzijds verstandig woorden. Anderzijds bleef hij in zijn analyse wel érg in algemeenheden steken. Want van deze kwestie valt, goed beschouwd, wel iets meer te zeggen.
Vandaag deed dat bijvoorbeeld René Cuperus in zijn wekelijkse column in de Volkskrant. De medewerker van de Wiardi Beckmanstichting stelt vast dat sport een wereld van passie en emotie is en, net als het verkeer, „een uitvergrote spiegel van de samenleving.” We hebben in Nederland steeds meer te maken met „een egalitaire maatschappij van status-gelijken”, met ”dikke ikken” en ”korte lontjes”. Als jongeren niet via de opvoeding geleerd worden hun driften te beheersen, gaat het mis, aldus Cuperus. „De weekend-sportvelden zijn het theater van de opvoedings- en gezagscrisis in onze samenleving.”
Ook over het feit dat het vorige week om Marokkanen ging, is Cuperus net wat specifieker en daardoor trefzekerder dan de premier. Nederland dreigt in een low-trustsamenleving te veranderen, betoogt de columnist. Zo bezien is het niet toevallig dat voor het incident van vorige week juist jonge Marokkanen, die vaak een diep wantrouwen koesteren tegenover gezag en die autochtone gezagsdragers snel als een kwaadwillende ”tegenover” ervaren, zijn opgepakt. Om met Cuperus te spreken: „Het ”Marokkanenprobleem” is de meest heftige uiting van een veel algemener vraagstuk.”