Door de stad
Ezechiël 9:4
„En de Heere zei tot hem: Ga door, door het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en teken een teken op de voorhoofden der lieden die zuchten en uitroepen over al die gruwelen die in het midden van dezelve gedaan worden.” Wat een wonder toch: „Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de Heere over degenen, die Hem vrezen” (Psalm 103:13). Een andere harpzang, Psalm 125: „Rondom Jeruzalem zijn bergen, alzo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in eeuwigheid.” Ziet, zulk een ontfermende Jehova beveelt hier iets aan Zijn Geest, de Geest van Christus en de Geest van de Zoon, Romeinen 8:9; Galaten 4:6, Die de Man is met linnen bekleed, Die een inktkoker van een schrijver aan Zijn lendenen heeft. Wat is toch de inhoud van het bevel? „Ga door het midden der stad, door het midden van Jeruzalem.” Zoals Athene bij de Grieken en Rome bij de Romeinen, zo wordt Jeruzalem bij de Joden wel bijzonder ”de stad” genoemd. Dit wordt nader verklaard: het is de stad Jeruzalem, de oogappel van het Joodse land, de hoofdstad, de zetel van staat en kerk. Een stad, in die tijd gevuld met een talrijke menigte van inwoners, onder wie voor het merendeel goddelozen, en een klein deel met nog enige Godzalige zuchters. Daarom geeft de Heere opdracht om door het midden van Jeruzalem te gaan. De Man, met linnen bekleed, zal de stad niet slechts doorgaan of hier en daar een straat inslaan. Nee, Hij moet gaan door het midden der stad. Dat geeft de nauwkeurigheid aan waarmee Hij dit doen moet.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(Uit een preek over Ezechiël 9:4, 1746)