„Profetisch spreken van kerk behoort tot verleden”
Het profetisch spreken van de kerk behoort tot het verleden. Dat moet een zaak zijn van individuen, niet van instellingen. Kerken zullen moeten accepteren dat ze een minderheid zijn en in een zeer pluraal land leven, vindt prof. dr. H. M. Vroom, godsdienstfilosoof aan de Vrije Universiteit.
Vroom sprak woensdag tijdens een studiedag aan de VU over de plaats van religie in de maatschappij. Tijdens de studiedag stond de inbreng van de verschillende religieuze groeperingen in de samenleving centraal. Dagvoorzitter mr. J. van Gennip zei dat na 11 september religie niet weggegumd kan worden uit de samenleving. „Dat werkt alleen maar frustrerend in het integratiedebat.”
Vroom vindt het onterecht dat kerken in deze tijd nog spreken vanuit een machtspositie en met gezag. Het religieuze landschap is totaal anders geworden. „Er zijn christenen buiten de kerk en er zijn kerkleden die niet in God geloven.” Hij hekelde in dit verband de actie van de SoW-kerken om leden van de Tweede Kamer ertoe te bewegen niet voor de euthanasiewet te stemmen. „Binnen één week schreven meer dan honderd predikanten aan de Kamer dat ze ervóór zijn.” Mevrouw Wamsteker van het Landelijk Dienstencentrum dan de SoW-kerken in Utrecht knikte in de zaal instemmend bij deze woorden.
Prof. dr. H. E. S. Woldring, hoogleraar politieke filosofie aan de VU en CDA-senator, analyseerde de argumenten van de christelijke politieke partijen in de Eerste Kamer. Uit het euthanasiedebat blijkt volgens hem dat slechts een enkele keer een expliciet religieus argument genoemd wordt, zoals God, Bijbel en de overheid als dienares van God. Veelal worden algemeen aanvaardbare argumenten gebruikt, die evenwel terug te voeren zijn op levensbeschouwelijke overtuigingen. Woldring vindt dat senator E. Schuurman haast fundamentalistisch omgaat met de tekst: „Gij zult niet doden”, waarbij geen enkel tegenargument genoemd wordt. „Als we Zondag 40 van de Heidelbergse Catechismus erbij nemen, waar doodsslag verbonden wordt met wraak en haat, zou hij wel eens in strijd met zijn eigen confessie kunnen zijn.”
Bij de SGP is de democratie niet principieel aanvaard, hoogstens feitelijk erkend, zo meent hij. „De SGP streeft een theocratisch ideaal na: God is soeverein en Zijn waarheid, geopenbaard in het Evangelie, moet door de overheid omgezet worden in wetten en beleid. Op grond van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis vraagt zij ruimte voor de kerkelijke voorrang van het Evangelie. Ook staat de SGP nog altijd achter de 21 woorden, wat inhoudt dat zij slechts één waarheid accepteert en een nevenschikking van godsdiensten, maar ook van politieke overtuigingen, verwerpt. Vrijheid van godsdienst kan niet bestaan als een recht, hoogstens gewetensvrijheid. Iemand als SGP-senator Holdijk neemt afstand van waarden die in de democratie gezamenlijk worden gedeeld.”
Dat je in de samenleving alleen mag spreken over gedeelde waarden, irriteert dr. G. J. van Butselaar, voormalig secretaris van de Nederlandse Zendingsraad (NZR). Echte dialoog betekent elkaar te vuur en te zwaard bestrijden, vindt hij. „Wat ik denk dat goed voor mij is, is goed voor iedereen. Dat houdt natuurlijk wel in dat je iedereen respecteert. Maar we moeten de eerste de beste imam niet direct voor de rechter slepen als we het niet met hem eens zijn. We moeten zijn overtuigingen heel serieus nemen. Zo krijgen we een spannender en ook een veel reëler dialoog.”
Ten aanzien van deze tijd moesten de sprekers stellen dat religie en levensbeschouwing nauwelijks of geen plaats meer hebben in het publieke domein. Een moslim klaagde gisteren over gebrek aan publieke ruimte. „Als ik in mijn eigen kring de koran aanhaal, vindt men dat mooi, maar als ik het in het publieke domein doe, pikt men dat niet.”
Oud-VU-hoogleraar prof. dr. G. Dekker ziet de privatisering van de religie als het probleem van de moderne cultuur. „Wil de religie invloed kunnen uitoefenen, dan moet ze zich organiseren en in het publieke leven optreden. Een binding tussen godsdienst en dagelijkse leven zie je echter alleen in orthodoxe en evangelische hoek en in de islam. Maar uitgerekend hun bijdragen staan haaks op de waarden die de meerderheid van de bevolking aanhangt.”
Tijdens de studiedag waren vertegenwoordigers van verschillende godsdiensten aanwezig. Rabbijn J. S. Jacobs, werkzaam bij het Joods psychiatrisch ziekenhuis Het Sinai Centrum te Amersfoort, stelde dat het Jodendom pluriform is. „Het Jodendom is als een groot gezin, met alle variëteit die er is. De traditionele stromingen in het Jodendom leggen verschillende accenten, maar gaan uit van dezelfde dogmatiek: de Joodse wet. Helaas zijn er stromingen in het Jodendom die aan muurvorming doen. Voor het kweken van diep religieus waardebesef heb je die muren niet nodig. Iedereen mag zijn eigen identiteit behouden en koesteren. De meeste geboden van de thora gelden voor Joden, de andere gemeenschappen leven vanuit het Joodse perspectief goed. Daarom doet het Jodendom niet aan zending en missie.”
De noachitische wetten, zoals het verbod op afgoderij, doodslag en ontucht, zijn voor iedereen goed, zo stelde de rabbijn. Jacobs hekelde het wegdringen van de religie uit de psychiatrie. „We generen ons ervoor om religieus te zijn. Patiënten hebben soms een psychiater, twee psychologen en een maatschappelijk werker, maar de religieuze invalshoek blijft weg. We mogen religie niet wegvlakken. In crisissituaties en bij sterfgevallen zie je juist de waaromvraag opkomen.”
Mevrouw dr. S. C. van Bijsterveld, rechtendocent aan de Katholieke Universiteit Brabant en algemeen secretaris van de Commissie Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, constateerde dat de kerken de laatste tijd meer aanwezig zijn in het publieke domein, vanaf het broodje van Muskes tot aan de discussie over het geweld op straat. „De tijd schijnt er rijp voor te zijn. Er lijkt een draagvlak te zijn voor het kerkelijke spreken in de samenleving.” Kerken hoeven geen oplossing aan dragen, maar dienen het geweten van het publieke domein te vormen, samenhangende visies te geven, zo typeerde ze de rol van de kerk. Mevrouw Van Bijsterveld wilde geen pleidooi voeren voor „meer godsdienst in de politiek”, maar de kerken mogen zich volgens haar niet afzijdig houden van de samenleving omdat gelovigen en niet-gelovigen zich met dezelfde wereld bezighouden.
H. Karacaer, directeur van MilliGörü Nederland, sprak vanuit het perspectief van de islam. Het publieke domein ziet hij als vrucht van de moderne tijd en de Franse Revolutie. Het bestaat uit de scheiding tussen kerk en staat en het pleidooi voor de rechten van de mens. De islam was oorspronkelijk een tolerante, vrouwvriendelijke religie, maar is nu helaas soms verworden tot ideologische macht waarin koranteksten misbruikt worden voor geweld. Moslims moeten de confrontatie aangaan met de moderniteit, „hoe pijnlijk die ook kan zijn”, zo voegde hij eraan toe.