„Kritiek op lobbyen onterecht”
Kritiek op lobbyen is onterecht, stelt Gert Jan Bosland. Een lobby is een bruikbaar instrument om van een denktank een doetank te maken.
Lobbyen staat in de gereformeerde gezindte niet altijd in een goed blaadje. Dat bleek bijvoorbeeld uit uitspraken van sprekers op een recente bijeenkomst van het Platform Waarden en Normen. Zij lieten zich kritisch uit over lobbyen en stelden daarbij de vraag: „vechten we voor eigen rechten of voor meer?” (RD 23-11). Die vraag mag zeker gesteld worden, maar is de kritische kijk op lobbyen daarmee terecht?
Ook breder in de samenleving leven er vragen over het fenomeen lobbyen. Niet zelden wordt lobbyen geassocieerd met duistere praktijken, onjuiste informatie en corruptie. En inderdaad, een lobbyist opereert meestal niet in het openbaar en zal argumenten die hem slecht uitkomen niet uitvergroten. Maar daarmee is een lobbyist nog niet onbetrouwbaar.
Lobbyen is in wezen niet meer dan het beïnvloeden van formele besluitvormingsprocessen. Dat kan door middel van allerlei instrumenten: persoonlijke gesprekken, een werkbezoek, het inschakelen van relaties, het schrijven van persberichten en het publiceren van opiniebijdragen. Doel daarbij is dat al die acties bijdragen aan de meningsvorming van politici en publiek en daarmee aan de uiteindelijke besluitvorming.
Daar waar dat zinvol en mogelijk is en waar we deze activiteiten in lijn met onze christelijke normen en waarden kunnen uitvoeren, moeten we dat vooral niet nalaten. Een lobby is een goed bruikbaar instrument om van een denktank een doetank te maken. Of, voor mensen die daar niets van moeten hebben, om van „vorming van de ziel” tot christelijk handelen te komen. Laat ik dat met een voorbeeld verduidelijken.
Het COC heeft in de afgelopen jaren een knappe lobby gevoerd met veel gevoel voor timing en met veel resultaat, onder andere op het punt van de gewetensbezwaarde ambtenaar.
Voor nogal wat liberalen en democraten in mijn omgeving gaat een verbod op de gewetensbezwaarde ambtenaar onnodig ver. Zij vinden het uitstekend dat de voltrekking van het homohuwelijk in elke Nederlandse gemeente mogelijk is, maar vinden het tegelijkertijd volstrekt overbodig om gewetensbezwaarde ambtenaren te weren uit hun functie. Hun landelijke fracties bedrijven symboolpolitiek, zo vinden zij, omdat het weren van deze ambtenaren geen enkel verschil maakt.
Ook opiniemakers laten zich niet onbetuigd. Zo stelde bijvoorbeeld Elseviercolumnist Afshin Ellian dat een „weigerambtenaar hoort bij een liberale samenleving.” En VVD-prominent Hans Wiegel pleitte voor ruimte voor de weigerambtenaar. De homolobby is echter machtig en zeer dominant aanwezig. Daardoor lijkt het doek voor nieuwe gewetensbezwaarde ambtenaren toch te gaan vallen.
Opvallend in dit voorbeeld is dat de werkelijke afweging van argumenten maar beperkt plaatsvindt. Formele besluitvormingsprocessen zijn maar ten dele rationeel. Ze worden zeker niet alleen gebaseerd op goed gefundeerde adviezen van bijvoorbeeld de Raad van State. De argumenten van specifieke belangen- en lobbygroepen wegen nadrukkelijk mee in politiek Den Haag en geven soms zelfs de doorslag.
Breder bezien wordt onze maatschappij steeds intoleranter. Voor een beroep op het geweten is steeds minder ruimte. Dat levert conflicten op. We kunnen daarbij ons recht doen gelden, maar dat is altijd achteraf. Een lobby probeert juist aan de voorkant iets te regelen.
In het geval van de gewetensbezwaarde ambtenaar is dat bijvoorbeeld door een betere status en meer draagvlak te creëren voor het recht op gewetensvrijheid en de plicht tot tolerantie. Dat is een punt waar niet alleen reformatorisch christenen behoefte aan hebben en dat dus vanuit een bredere groep kan worden aangevlogen.
De activiteiten van rabbijn Van der Kamp rond de rituele slacht laten zien wat mogelijk is. Zijn boekje ”Dagboek van een verdoofd rabbijn” is een eyeopener. Met inmiddels ook resultaat.
Moeten we nu allemaal gaan lobbyen om het tij te keren? Zeker niet. We zouden landelijke organisaties en partijen stevig in de wielen kunnen rijden als we een verkeerde timing zouden kiezen. Een landelijk orgaan moet daarom de regie krijgen of houden. Wel zouden we als achterban maximaal steun moeten geven.
Een expert zou voorhanden moeten zijn om ruimte te krijgen en te benutten voor een opiniebijdrage in een seculier dagblad, een jongerenafdeling zou bereikbaar moeten zijn voor het verzamelen van feitelijke informatie die de lobbyist in zijn achterzak moet hebben, een sterk communicator zou wat vaker bij het radioprogramma stand.nl moeten inbellen. Kortom, genoeg te doen mits het maar in samenhang is.
Onze minister-president hield onlangs een toespraak op een VVD-congres. Tegenover het feest der nivellering stelde hij het feest der vrijheid: tegen weigerambtenaren, voor abortus, euthanasie en embryoselectie. Tegen het feest der nivellering ontstond een volksopstand. Burgers vochten voor „eigen rechten.” Tegen het feest der vrijheid werd weinig gehoord. Vechten wij „voor meer?”
De auteur is actief als organisatieadviseur in het openbaar bestuur.