Commentaar: Amarantis niet in alles fout
Het is niet de eerste keer dat de bestuurders van een instelling op het gebied van zorg of onderwijs onder vuur komen te liggen omdat zij er bestuurlijk een potje van maken. Toch brengt elke keer dat zoiets aan het licht komt, een schok te weeg.
Het rapport over de dreigende ondergang van de megaonderwijskoepel Amarantis –30.000 leerlingen bezoeken de scholen van deze instelling– biedt aanwijzingen dat bestuurders en adviseurs zich schuldig hebben gemaakt aan zelfverrijking, belangenverstrengeling, vriendjespolitiek en financiële onregelmatigheden. Extra pijnlijk is dat door dit beleid de scholenkoepel aan de rand van een faillissement is beland.
Op zichzelf is het heel begrijpelijk dat er een soort nationale verontwaardiging ontstaat als men deze berichten hoort. Dit mag niet, dit kan niet. Als het althans waar is. Want dat moet nog bewezen worden. Het rapport spreekt over ”aanwijzingen”. Dat is nog iets anders dan harde feiten. Enige voorzichtigheid in het oordeel is dus niet misplaatst.
Blijft dat er bestuurlijk het nodige mis is gegaan. Onomstotelijk staat vast dat Amarantis er in financieel opzicht slecht voor staat. Daar zijn de bestuurders verantwoordelijk voor. Zij hebben niet goed op de centjes gepast en daar lijdt de koepel nu schade van.
De bestuurders, om het ouderwets te zeggen: de directie, zijn daar primair verantwoordelijk voor. Zij geven dagelijks leiding, maken keuzes en beslissen. Maar zij zijn niet de enigen. Er was ook een college van toezichthouders. Boeiende vraag is hoe zij hun taak hebben uitgevoerd.
Nu is het besturen van een school en het toezicht houden op dat bestuur vandaag de dag geen eenvoudige klus. Dat is veel specialistischer werk dan een kwarteeuw geleden, toen bestuursbesluiten konden worden genomen door betrokken ouders die hun vrije tijd beschikbaar stelden. Wie vandaag lid is van een raad van toezicht van een scholenorganisatie als Amarantis moet expertise hebben. En die gebruiken natuurlijk. De vraag is of de toezichtouders zich voldoende van hun taak hebben gekweten.
Tweede punt is dat Amarantis het voorbeeld is van een megakoepel, die wellicht uit zijn jasje is gegroeid. Wanneer een scholenorganisatie zo groot is geworden, staat het college van bestuur op afstand en is het onontkoombaar dat er van een relatie tussen het werkveld en de bestuurder nauwelijks sprake meer is. Vergelijk dat met een schooldirecteur van een school van zo’n duizend leerlingen die ziet wat er gebeurt in de school en wat het directe effect van zijn financieel beleid is. Steeds maar weer fuseren, is niet altijd voordelig of verstandig. Het feit dat de diverse scholen die tot de Amarantisgroep behoorden inmiddels weer op eigen benen staan, ondersteunt die gedachte.
Het derde is dat met het mogelijke wanbeleid van de bestuurders er niets gezegd is over de kwaliteit van het gegeven onderwijs, het klimaat op de diverse scholen of de inzet van leraren. Het zou triest zijn als zij door de negatieve publiciteit uiteindelijk de grootste rekening zouden moeten betalen door meegezogen te worden naar een kwaad daglicht. Niet alles bij Amarantis gaat fout.