Ontferming
Habakuk 3:2
„In de toorn gedenk des ontfermens.”
„In toorn gedenk aan ontferming.”
Deze tere zielszucht horen we Habakuk in het voorhof van de tempel in een plechtig gebed hemelwaarts zenden. God toornt alle dagen, maar laat ook Zijn ontfermende ingewanden rommelen over Zijn Ruchama, „de ontfermden des Heeren.”
Niet zonder grond mocht Habakuk in het begin van het gebed de hoge God met deze twee ontzaglijke deugden benoemen: Zijn toorn en Zijn ontferming. Deze twee hoedanigheden in God strijden niet met elkaar, maar gaan hand in hand. Hij bezoekt de misdaad der vaderen aan de kinderen, in het derde en vierde lid van degenen die Hem haten. Maar Hij doet ook barmhartigheid aan duizenden van degenen die Hem liefhebben.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(Uit een preek over Ezechiël 9:4)