Zorgvuldig omgaan met ambtsgeheim
De schoolarts vermoedt dat de zevenjarige Annelies is misbruikt, en heeft er behoefte aan er met anderen over te praten. Kan dat zomaar? En hoe moeten hulpverleners, predikanten en ouderlingen omgaan met vertrouwelijk verkregen informatie van gemeenteleden?
Diverse sprekers tijdens de studiedag ”Openheid en ambtsgeheim” in Utrecht benadrukten dat met het ambtsgeheim buitengewoon zorgvuldig moet worden omgegaan. Mr. B. M. J. de Kanter-Loven, gezondheidsjurist, gaf enkele criteria die een arts of pastor moet overwegen voordat de zwijgplicht over gevoelige informatie doorbroken mag worden. „Alles moet in het werk zijn gesteld om de toestemming van de betrokkene te krijgen. Verder moet de zwijgplichtige in gewetensnood verkeren door het handhaven van de zwijgplicht. Ook is er geen andere weg dan het doorbreken van het beroepsgeheim, en het niet doorbreken van het geheim levert voor een ander ernstige schade op. Tot slot moet vrijwel zeker zijn dat door geheimhouding die schade aan de ander kan worden voorkomen of beperkt.”
Kerkrechtdeskundige mr. A. P. H. Meijers zei dat schending van het beroepsgeheim ertoe kan leiden dat een pastor zijn functie verliest. Meijers besprak het rooms-katholieke biechtgeheim, dat absoluut is, en het ambts- en het beroepsgeheim, die relatiever zijn. Hij pleitte ervoor dat pastores elkaar veel meer dan voorheen op hun functioneren aanspreken. Ook benadrukte hij de verantwoordelijkheid van de pastor om zelf de grenzen in de pastorale relatie te bewaken. „De pastorale relatie is een vertrouwensrelatie, maar ook een afhankelijkheidsrelatie. Dat laatste impliceert dat er altijd sprake is van machtsongelijkheid. Het gaat in een pastorale relatie om een professional die te maken krijgt met een hulpvraag.”
De pastorant (degene die pastorale begeleiding krijgt) heeft recht op privacy, aldus mr. Meijers. Hij moet daarvan uit kunnen gaan. „Dat maakt het heel moeilijk voor een pastor om met informatie naar buiten te treden, bijvoorbeeld bij voorgenomen crimineel gedrag. Een optie is te proberen de persoon zelf te overtuigen dat het beter voor hemzelf, kerk en samenleving is iets niet te doen.”
Drs. L. F. Dros, werkzaam als journalist bij Trouw, schetste hoe zijn krant met berichtgeving over seksueel misbruik in pastorale relaties omgaat. Hij gaf enkele criteria, wil een bericht voor de krant interessant zijn. Zo wees hij op de omvang, het belang, de frequentie van misbruik, de schaal waarop het voorkomt en de ernst van het delict. Dros noemde het de taak van de kerkelijke journalistiek „na te gaan of kerkelijke procedures deugen.” Tegelijk ziet hij het echter als opdracht van de journalistiek het ambtsgeheim te verbreken. „Een beetje journalist zal proberen het ambtsgeheim en zelfs het biechtgeheim te doorbreken.”
Tijdens de discussie waarschuwde dr. G. Zuidberg, emeritus pastor, voor het gevaar van het verstrekken van vage informatie door de kerkenraad of de parochie. „Een nogal oppervlakkige, globale vaststelling van seksueel misbruik biedt ruimte aan suggestieve verhalen.” Hij gaf het voorbeeld van een open gemeenteavond waarop een „zeer gevaarlijke situatie” ontstond toen de kerkenraad vaag informeerde. „De dader wordt dan nog zwarter gemaakt dan hij al was, en ook de positie van het slachtoffer verslechtert.” Dr. R. R. Ganzevoort: „Als er geruchten gaan en de gemeente onrustig is, kun je het je als kerkenraad niet permitteren er geen uitspraak over te doen.” Ds. J. Stelwagen, voorzitter visitatoren-generaal van de Hervormde Kerk: „Als er geruchten gaan en de kerkenraad zegt: We moeten wachten tot de commissie uitspraken doet, gaan de geruchten nog veel harder. Je zegt dan immers iets tegen de gemeente waar deze rechten aan kan ontlenen.” Gezondheidsjurist De Kanter-Loven: „De kerkenraad kan in zo’n geval zeggen: Luister, er zijn geruchten, er speelt wat in de gemeente, we hebben de zaak voorgelegd aan een commissie. En daarmee klaar.” Meijers: „Als er geruchten zijn, moeten die zich ontladen, en dan moet de kerkenraad de zaak weer onder controle proberen te krijgen. De kerkenraad moet eerlijk communiceren met de gemeente. Als een predikant veroordeeld is, moet dit niet als twee maanden studieverlof worden gepresenteerd.” Ganzevoort: „Een belangrijke vraag voor de kerkenraad moet zijn: Hoe kunnen we de gemeente door het proces heen helpen? De diverse fases moeten goed doordacht worden. Wat vertel je wel, wat vertel je niet. Je kunt als kerkenraad de gemeente niet met een kluitje in het riet sturen, in de trant van: Wij doen het wel goed. De taak van de kerkenraad is de emotie in de gemeente te begeleiden. Een persbeleid hoort daarbij.”