Legenden rond Bijbel in landstaal sneuvelen
LEUVEN – Tijdens een conferentie in Leuven over Bijbelvertalingen in de landstaal moet een aantal legenden sneuvelen. Bijvoorbeeld dat in de late middeleeuwen alleen de geestelijkheid in staat was om te lezen.
Onder de vlaggen van het Nederlands Bijbelgenootschap, Refo500, de VU in Amsterdam, de Johannes a Lasco Bibliotheek in Emden en de Katholieke Universiteit in Leuven zijn zo’n honderd wetenschappers uit Oost-, Zuid- en West-Europa drie dagen in het Belgische Leuven bijeen. Doel is kennis uit te wisselen en nieuwe ontwikkelingen te bespreken over onderzoek naar Bijbelvertalingen in de landstaal in relatie tot religieuze vernieuwingsbewegingen.
Een van die bewegingen is de Reformatie in de 16e eeuw. Maar er zijn er meer: de moderne devotie ging vooraf aan de Reformatie en ook de contrareformatie was een vernieuwingsbeweging binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Het thema van de conferentie cirkelt rond twee vragen. De eerste is welke rol de Bijbel in de landstaal speelde bij al die reformaties. En de tweede vraag is wat de plaats van leken in dit geheel was. In ruim dertig presentaties worden deze vragen van diverse kanten belicht.
Een aantal ‘legendes’ moet daarbij sneuvelen. Zo wordt vaak gedacht dat Luther als eerste een Bijbelvertaling in de landstaal maakte. Zelf schreef hij in 1543 dat hij in zijn jeugd nooit een Bijbel in het Duits had gelezen, omdat die gewoon niet bestond. Waarschijnlijk heeft zijn geheugen hem op dat punt in de steek gelaten. Andrew Gow (Alberta, Canada) laat zien dat er al voor de Reformatie volksbijbels waren verschenen in Duitsland, Italië, Engeland en andere Europese landen. In Nederland hadden de moderne devoten Geert Grote en Johan Schutken al grote gedeelten van de Bijbel in het Nederlands vertaald, die een enorme aftrek vonden. Verschil was dat Luther voor zijn vertaling zich als eerste baseerde op de grondtekst van de Bijbel. Bijbelvertalers voor hem gebruikten de Latijnse Vulgaat als uitgangspunt.
Een tweede legende is dat de uitvinding van de boekdrukkunst een voorwaarde was voor het ontstaan van de Reformatie. Rond 1455 was er echter al een ontwikkeling aan de gang dat leken zich bezighielden met het overschrijven en drukken van Bijbelvertalingen, toont Mart van Duijn (Rijksuniversiteit Groningen) aan. Wel kon dankzij de boekdrukkunst de verspreiding van de Bijbel in de landstaal een hoge vlucht nemen.
Lucy Wooding (Groot-Brittannië) laat zien dat het een misvatting is dat rooms-katholieken geen Bijbel lazen. In Engeland gaf koning Henry VIII de opdracht tot het maken van een Bijbel in de Engelse taal, die uitdrukkelijk een katholieke Bijbel moest zijn. Na de verschijning ervan in 1539 schreef Henry aan het parlement dat de mensen de Bijbel moesten lezen, maar dan niet om ermee te discussiëren of deze te gebruiken als een stok om de priesters te slaan.
Het vierde misverstand, dat door Suzan Folkerts (Rijksuniversiteit Groningen) wordt aangeroerd, is dat in de late middeleeuwen alleen de geestelijkheid in staat was om te lezen. De uitgave ”Epistelen ende Evangelien” (De brieven en de Evangeliën) werd door Johan Schutken vertaald voor leken; het werd de meest gelezen Nederlandse Bijbeltekst uit de middeleeuwen. Uit handtekeningen in overgeleverde exemplaren blijkt dat de eigenaren van deze Bijbels uit alle sociale klassen kwamen en dat er ook vrouwen waren die deze Bijbel bezaten.
Goran Proot (VS) laat in een presentatie zien hoe belangrijk de lay-out van de Bijbel is voor de doelgroep en de functie van die Bijbel. Kleine veranderingen in een titelpagina, samenvattingen of kanttekeningen of andere aspecten van ”paratext” kunnen van grote betekenis zijn. Luther schrijft in een brief dat je de lay-out moet afstemmen op onervaren lezers: je moet hen helpen om lezen te vergemakkelijken.
Kees Jan van Linden (Apeldoorn) doet driemaal verslag van een conferentie in Leuven, van donderdag tot zaterdag, over Bijbelvertalingen in de landstaal in relatie tot religieuze hervorming. Vrijdag deel 1.