Cultuur & boeken

Vier impressies van de ”Christelijke dogmatiek”

Van de ”Christelijke dogmatiek” van dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi verschenen in korte tijd twee drukken. De derde druk is onderweg. Het handboek biedt volgens de uitgever „een eigentijdse geloofsverantwoording van twee theologen die de christelijke geloofstraditie levend willen houden.” Op deze pagina’s geven vier theologen een impressie van dit nieuwe standaardwerk.

29 November 2012 21:54Gewijzigd op 15 November 2020 00:32
Foto RD, Henk Visscher
Foto RD, Henk Visscher

Dr. W. van Vlastuin: Beginnen bij de drieheid?

Toen de anderhalve kilo dogmatiek van Van den Brink en Van der Kooi bij ons in de huiskamer lag, bladerde mijn dochter erin en vroeg zich af hoe iemand zo dom –met een schuin oog naar haar vader– kon zijn om jarenlang aan een boek te schrijven dat niemand zou lezen. Toen ik vertelde dat de tweede druk al in aantocht was, matigde ze haar toon en kwamen we tot een zinvol gesprek over de Bijbelse leer. Dit gesprek illustreert voor mij de zin van de eerste twee hoofdstukken van deze dogmatiek, namelijk: ”Dogmatiek als fatsoenlijk nadenken over God, mens en wereld”, en: ”Waarom geloven? Prolegomena”. Het is goed om van te voren duidelijk te maken dat iedere christen een dogmatiek hanteert. We kunnen de geschiedenis van de verwoesting van Jericho nu eenmaal niet een-op-een naar onze situatie overbrengen.

Nadat mijn kinderen in deze nieuwe dogmatiek gebladerd hadden, was het mijn beurt. Ik begon bij de inhoudsopgave. Daarin werd mijn aandacht getrokken door de volgorde van het derde hoofdstuk ”De drie-ene God” en het vierde hoofdstuk ”De eeuwig rijke God: namen, eigenschappen, wezen”. Dit betekent dat het eerste inhoudelijke hoofdstuk inzet met de leer van de drie-eenheid. In de klassiek gereformeerde theologie sprak men eerst over God, over Zijn eenheid en over Zijn eigenschappen, voordat men sprak over de drie-eenheid. We zien dat in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In het eerste artikel gaat het om God, in artikel 8 en 9 om de drie-eenheid.

Karl Barth draaide dit ook om en we komen het eveneens tegen in de dogmatiek van Van Genderen en Velema. Calvijn probeerde de hele leer trinitarisch te ordenen. Het heeft iets sympathieks om in te zetten met de triniteitsleer. Het onderstreept dat onze God geen afstandelijke Allah is die per definitie niet in contact met mensen kan komen, maar dat er een persoonlijke relatie bestaat met elk van de drie personen.

Zo ging ik deze hoofdstukken lezen. Ik vond het knap om te zien hoe de auteurs in eenvoudige zinnen met subtiele grondtonen complexe theologische discussies duiden. De originele paragraaf over de ”prototrinitarische patronen”, de sporen van drie-eenheid in het Oude Testament, vond ik mooi en overtuigend. Al lezend drong zich bij mij wel steeds meer de vraag naar Gods eenheid op. Het spreken over de ”ene goddelijke werkelijkheid” vond ik geen antwoord op deze vraag. Derhalve hield ik de vraag over of we Gods eenheid niet verliezen als we inzetten bij de drieheid. Kunnen we ooit bij Gods eenheid uitkomen als we er niet mee beginnen? Daarover moeten we maar eens grondig doorspreken.

De auteur is docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam.


Dr. M. J. Kater: Een meeslepende dogmatiek

Het is knap om een dogmatiek als ”roman” te schrijven. Toch meen ik dat het de schrijvers van de ”Christelijke dogmatiek” gelukt is. Het stimuleert tot verder nadenken en prikkelt van tijd tot tijd tot tegenspraak. Een geslaagd leerboek: de didactische opzet is uitstekend. Een spannend leesboek: juist doordat men de vragen vanuit de hedendaagse cultuur en wetenschap diep door laat dringen alvorens erop in te gaan vanuit de christelijke traditie en vooral vanuit Gods openbaring.

De typering van openbaring als ”Waarom komt U ons storen?” is treffend. De openbaringsleer wordt uitgewerkt via een zevental modellen. Evenals op andere plaatsen in deze dogmatiek is duidelijk te merken dat de auteur(s) het werk van de Engelse theoloog Colin E. Gunton verwerkt hebben. Dat blijkt ook –al reikt de belezenheid van de auteurs veel verder– uit de uitwerking van een trinitarische scheppingsleer, het antidualisme (tegenstellingen tussen: stof en geest, Schepper en schepping, ziel en lichaam) en meer de nadruk op het ”doel” van de schepping dan de ”afkomst” ervan. Dit eschatologische aspect keert op diverse momenten terug.

Het benaderen van bijvoorbeeld het zondebegrip vanuit diverse gezichtspunten is verrijkend. Het is een van de sterke kanten van deze dogmatiek dat er vanuit verschillende invalshoeken (fenomenologisch, filosofisch, theologisch) een onderwerp belicht wordt en men in gesprek is met de huidige opvattingen in de (seculiere) wetenschap.

Veel vragen komen aan de orde en worden soms ook terecht hun plaats gewezen als speculatief, zoals de vraag naar de oorsprong van het kwaad. De antwoorden die gegeven worden vanuit het luisteren naar de Schrift tegen de klankbodem van wat de kerk der eeuwen beleden heeft, roepen vaak hartelijke instemming op. Prachtige zinnen –die zich lenen voor meditatie– kom je tegen. „Bij God als de Bron van het leven haalt de mens opgelucht adem, buiten Gods lichtkring wordt de adem benomen.” Het pleidooi voor de typering ”vervreemding” als kern van de zonde lijkt me inderdaad nuttig in de context van de 21e eeuw.

Natuurlijk prikkelt deze dogmatiek ook tot tegenspraak en nadere studie. Met name rond schepping en evolutiebiologie. Soms zou je nog wel eens een poosje verder willen praten, zoals bij de paragraaf over ”Waar is de ziel gebleven?” Wanneer er wel een „diepste kern” is, die onbereikbaar is voor belagers, is dat niet méér in verband te brengen met Mattheüs 10:28 dan nu gebeurt? Of bij de gedachte dat de continuïteit van ons ”zelf” door de dood heen slechts gegarandeerd is „in de Geest van Christus die ons als onderpand gegeven is.” Maar wat dan ten aanzien van de ongelovigen?

Kortom: wie niet wil nadenken omdat hij alle antwoorden al heeft, moet dit boek niet lezen.

De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Sint Jansklooster en docent apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.


Ds. J. M. D. de Heer: Loyaal gereformeerd en bescheiden

Hét dogmatische standaardwerk na ”Christelijk geloof” van de Leidse theoloog H. Berkhof. Zo is de ”Christelijke dogmatiek” al wel getypeerd. Welnu, twintig jaar nadat ik het tentamen ”Berkhof” in Leiden deed krijg ik de gelegenheid om een impressie te geven van drie hoofdstukken uit ”Van den Brink/Van der Kooi”.

Zowel de dogmatiek van Berkhof als de ”Christelijke dogmatiek” is geschreven vanuit een zelfstandige verwerking van de traditie en in gesprek met een breed palet aan opvattingen. Met respect nam ik kennis van het overzicht dat de Amsterdamse theologen over hun vakgebied hebben.

Van den Brink en Van der Kooi zijn loyaal gereformeerd. En bescheiden. Kritische kanttekeningen worden voorzichtig geplaatst. De eigen mening wordt voorgesteld en nooit opgedrongen.

Een impressie is veel te kort voor een bespreking. Daarom enkele gedachten, wellicht dienstbaar aan een voortgaand gesprek.

Hoofdstuk 9 bevat een beschouwing over Israël en het verbond. Bijzonder, een apart hoofdstuk over dit thema. Zeker actueel. De aandacht hiervoor houdt voor de auteurs verband met het vele dat joden en christenen met elkaar verbindt, „tot in hun diepste overtuigingen, verlangens en verwachtingen.” Zij verzwijgen niet de breuklijn die er ontstond tussen jodendom en christendom. Toch heb ik me afgevraagd of het jodendom in deze dogmatiek niet een te zelfstandige plaats ontvangt, inclusief de wijze waarop joden het Oude Testament –zonder de vervulling in het Nieuwe!– lezen. Is de diepte van Romeinen 9:30 tot en met Romeinen 10 –woorden van een jood– voldoende meegewogen?

In de twee hoofdstukken over de christologie gaat de nieuwe dogmatiek loyaal in het spoor van de Vroege Kerk en de Reformatie in hun spreken over de Godheid van Christus, hoewel het soms wel even duurt voordat het ‘hoge woord’ eruit is. De Amsterdamse dogmatici willen uit de veelkleurigheid van de Evangeliebeschrijvingen de rijkdom van het werk van de Zaligmaker opdiepen. Waardevol. Veel aandacht wordt er geschonken aan het beslissende heilsfeit van Pasen (naar onder meer Rom 1:4 en 8:34).

Minder overtuigend vind ik de passages over het lijden van de Heere. Zeker, uit vijandschap werd het oordeel van de dood over Jezus uitgesproken. Ook de discipelen verstonden er niets van. Toch loopt er een gouden draad van Gods welbehagen door Christus’ lijden (Jes. 53:10, Rom. 8:32). Daarover sprak de Heere Jezus ook vrijmoedig, zowel voor als na Zijn sterven (zie het ”moeten” in Mark. 8:31, Luk. 24:26). Zo was Hij gedurende Zijn héle leven (reeds de Twaalf Artikelen en Nicea vatten het samen met het woord lijden) een barmhartig Hogepriester, en dat tot troost van Zijn volk in hun lijden (Hebr. 2:17).

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Middelburg-Centrum.


Dr. H. van den Belt: Weldadige eerbied voor de Schrift

De ”Christelijke dogmatiek” is een prachtig boek dat heel prettig leest en een goed gedocumenteerd overzicht biedt van de hele theologie. Elk hoofdstuk begint met een heldere doelstelling en paar tips om er in te komen: kijk eens naar een bepaalde film, bestudeer het lied ”Amazing Grace”, bezoek een bevindelijk gereformeerde kerkdienst.

Het is opvallend dat de Schrift niet aan het begin staat, maar een plaats krijgt in de pneumatologie. Terecht, want de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel zegt al dat de Heilige Geest gesproken heeft door de profeten.

De moderne historisch-kritische benadering van de Schrift heeft een wig gedreven heeft tussen de exegese en de dogmatiek, al heeft die wel inzichten opgeleverd over het ontstaan van de Bijbel. Het postmoderne relativisme heeft die kloof echter alleen maar vergroot.

Daarom bepleiten Van den Brink en Van der Kooi een theologische benadering van de Schrift. De Bijbel is geen handboek dat ons van interessante informatie voorziet, maar wil ons in contact brengen met God. De interpretatie van de Schrift vindt plaats in de gemeenschap van de kerk. De Schrift is daarbij de belangrijkste gesprekspartner, maar de auteurs leiden de geloofsleer niet rechtstreeks uit de Bijbel af.

Aan de ”Christelijke dogmatiek” ligt een manier van omgaan met de Schrift ten grondslag die in de wereldwijde orthodox-protestantse geloofsgemeenschap breed ingang vindt. De scherpe tegenstellingen tussen historisch-kritisch en Bijbelgetrouw vervagen en maken plaats voor een consensus dat de Bijbel niet onfeilbaar hoeft te zijn om toch als bron en norm voor de theologie te gelden.

Binnen dat veld neemt de ”Christelijke dogmatiek” een heel voorzichtige en behoudende positie in; toch staat het boek dichter bij de oude ”ethische” visie op de Schrift, dan bij de leer van de woordelijke inspiratie. Er is eigenlijk wel behoefte aan meer ”hermeneutische” bezinning op deze brede en stille verschuiving.

Uiteindelijk komt het er natuurlijk op aan hoe het Schriftgezag in de praktijk functioneert. Uit het hele boek blijkt eerbied voor de Schrift en voor de wijze waarop de Schrift in de kerk de eeuwen door gelezen en ontvangen is. Die houding doet weldadig aan.

Een enkele keer roept de benadering vragen op. Zo zijn de auteurs wel erg voorzichtig bij het Schriftberoep in de ethiek en laten zij in het midden of de hel als een eeuwige straf gezien moet worden.

Het is een zegen voor de Protestantse Kerk in Nederland als theologiestudenten niet langer kennismaken met de dogmatiek via de middenorthodoxe theologie van Hendrikus Berkhof, maar via deze confessionele Summa Theologica. Het wachten is op een uitgave in het moderne Latijn: een mooie Engelse vertaling.

De auteur is bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Boekgegevens

”Christelijke dogmatiek”, dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 239 2606 1; 722 blz.; € 55,-. (per 1 december € 65,-)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer