Sarah van der Lijn schreef letter voor letter de Statenbijbel over
ROTTERDAM – Letter voor letter, tekst voor tekst, schreef Sarah van der Lijn de Statenbijbel over. Als kunstwerk. Haar „meesterwerk” is te zien in galerie Phoebus in Rotterdam.
Het begon met het Bijbelboek Hooglied. „In het eerste jaar van mijn studie aan de kunstacademie St. Joos in Breda ben ik dat gaan overschrijven. Het geloof is iets belangrijks voor mij. Ik was op zoek naar een manier waarop ik het in mijn werk kon verweven.”
Hooglied is een mooi boek met veel metaforen, vindt Van der Lijn. Het leent zich bij uitstek voor verbeelding. „Ik was met die verbeelding bezig. Het overschrijven van stukjes tekst daaruit was logisch. Uiteindelijk heb ik het helemaal overgeschreven.”
Na vijf bladzijden was ze klaar, maar ze wilde meer. Van der Lijn is een jaar later op zoek gegaan naar een fraaie, maar sober vormgegeven Statenbijbel. Ze kwam uit bij een Bijbel van het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap uit 1848. „Het oudste exemplaar dat ik kon vinden.”
Het overschrijven van de Bijbel was aanvankelijk een „persoonlijk project waarin ik de hele Bijbel wilde behandelen, van de eerste tot de laatste pagina. Een project waarin alleen lezen niet voldoende was. Ik moest de Bijbel overschrijven, een eigen tekst maken.”
Het werd meer dan een project, zegt Van der Lijn (1988). „Toen mijn overschrijven en manier van werken steeds meditatiever begon te worden, ben ik de Bijbel pas gaan beschouwen als een kunstwerk. Een werk dat ik graag met mijn afstuderen afgerond wilde hebben.” En zo is het gebeurd.
Ze koos voor een uitgave van de Statenvertaling vanwege de taal. „Ik vind het een erg mooie vertaling qua woordgebruik, en de directe vertaling uit het Hebreeuws en Oudgrieks had zeker mijn voorkeur.”
Twee jaar lang werkte ze er intensief aan. De jonge kunstenares koos voor doorzichtig papier. „Ik wilde de tekst echt overschrijven, maar wilde ook laten zien dat het dieper gaat dan één bladzijde.”
Ze bewerkte de tekst niet. Niet inhoudelijk en niet qua vorm. „Dat heb ik bewust niet gedaan, omdat het in Gods oog niet goed is aan Zijn Woord iets te veranderen. Dat legde ook een grote druk op mijn werk.”
Van der Lijn koos voor een ingetogen presentatie: „Ik heb overwogen om een grote muur te bekleden met al die pagina’s. Om de grootheid van het werk te laten zien. Dan zou je echter zo’n enorme muur nodig hebben… Dat was ondoenlijk. Toen heb ik gekozen voor twee stapels, waarbij de rechter hoger is dan de linker.” De smalle, hoge vitrine waarin de 1158 vellen gepresenteerd worden achter glas, is onderdeel van het kunstwerk.
In het begin hield Van der Lijn voor zichzelf waar ze mee bezig was. „Pas later heb ik er met medestudenten over gesproken.” Die reageerden enthousiast, evenals Mirjam de Winter van Phoebus, een vooraanstaande galerie voor moderne kunst in Rotterdam. Winters noemt het werk van Van der Lijn „ritueel monnikenwerk. Het is bijna een zijnswijze van Sarah.”
De kunstenares ziet zichzelf vooral als „een christen in de kunst.” „Ik wil mijn christen-zijn niet verbergen. Als je werk iets persoonlijks is, mag je dat ook niet verbergen”, zegt Van der Lijn, die hervormd gedoopt is, maar nu betrokken is bij de Rafaël Gemeenschap Schoonhoven, een evangelische gemeente.
Van der Lijn hoopt in de toekomst nog eens een vergelijkbaar kunstwerk te maken van de Herziene Statenvertaling. „Dan moet ik eerst een mooi vormgegeven uitgave vinden.”
De rest van haar werk ziet Van der Lijn als een „zoektocht naar de oorsprong van leegte. Ik vind het belangrijk om stil te staan bij iets wat voor mensen wezenlijk is.” Een kunstwerk bestaat uit honderden kleine streepjes die met vaste hand een heel veld vullen.
Kunstenaars geven zich vaak volledig in hun werk. Van der Lijn gaat daar heel ver in. Ze verwerkte haar eigen haar en –nog een stap verder– haar eigen bloed in een paar kunstwerken. Twee objecten –ook te zien in Rotterdam– bestaan uit met bloed ingekleurd hout en in een vitrine ligt een van geronnen bloed gemaakt kubusje. „Ik geef daarmee iets heel persoonlijks, niet alleen voor de kunst, maar ook aan de kijker.”
Van der Lijn geeft toe dat het luguber overkomt. „Het bloed afnemen gebeurt heel clean, door een analiste. Er komen geen verwondingen aan te pas.”